Overweging voor zondag 1 maart 2020, 1-e van de 40-dagen, Paaskerk Baarn, Thema: ‘Leven in verbondenheid’

Teksten: Psalm 91 (gezongen met de woorden van Lb 91a: 1 en 2) en Matteüs 4, 1-11

 Geliefde mensen,

 Het verhaal van Jezus in de woestijn, is volgens het leesrooster dé lezing voor de eerste zondag van de 40-dagentijd. We kunnen ons daar wel wat bij voorstellen: deze weken richting Pasen zijn weken om je te bezinnen. Zoals Jezus 40 dagen woestijntijd had, zo zoeken wij dat ook in deze tijd van het jaar. Tijd om stil te staan bij je keuzes, de weg die je in bent geslagen, of de plek waar je misschien wel tegen je zin bent beland. Misschien denkt u, denk jij: ik probeer altijd bewust de dingen te doen... zo’n aparte tijd daarvoor zegt me niet zoveel... het voelt een beetje opgelegd. Niet voor niets is de katholieke vastentijd lang vloeken in de protestantse kerk geweest, het ging niet om de vorm, zo werd sinds de reformatie benadrukt. Het zit hem niet in iets wel of niet eten of drinken. Eerder dat je stil wordt gezet bij hoe je je leven leeft. En precies dat is onze tijd ingewikkeld geworden: we kunnen dag en nacht werken, bereikbaar zijn, uit ontelbare mogelijkheden kiezen. Waar je woont, wat je eet, welk werk je doet, je ‘image’... dat wat maakt wie je bent... waar het vroeger beperkt en overzichtelijk was, word je nu soms horendol van alles wat onbegrensd mogelijk is. Meer en meer zijn mensen op zoek naar manieren om stil te staan bij hun leven. Niet alleen in deze tijd van het jaar, ze maken er bewust tijd voor, òf ze kunnen niet anders.

 Matteüs vertelt dat Jezus door de Geest meegevoerd werd naar de woestijn. Hij kon blijkbaar óók niet anders, aan het begin van zijn zending. Het lijkt op de sabbaticals en time-outs die mensen vandaag de dag nemen om na te denken over hun werk. Woestijntijd bestaat in allerlei vormen, vaak al eeuwenoud. Mensen die ‘de geest krijgen’ en gaan wandelen naar een pelgrimsoord; mensen die een fysieke uitdaging aangaan; een verre reis maken...; allemaal om zich te bezinnen op hun leven, hun werk, hun relaties en alle keuzes die daarin meekomen. De ervaring op een plek in je leven te zijn beland waar je eigenlijk niet wil zijn, is nog ingrijpender...

Dan neem je geen time-out, je wordt er plotsklaps door overvallen. Dat is pas echt een woestijnervaring.

Terwijl de wereld om je heen gewoon doordraait, voel jij je burn-out, stilgezet... en dat kan door van alles en nog wat. Het vele zorgen, werk of studie die je niet past, een relatie die niet goed zit. De vraag naar wat je zin geeft, wat ècht belangrijk is komt op scherp te staan.

 Al deze soorten van woestijntijd klinken mee in de 40 dagen die Jezus in de woestijn doorbrengt.

De ervaring van afzondering, eenzaamheid, leven met beperkte middelen, worstelen met keuzes... geestelijk en fysiek op de proef worden gesteld, dàt is de kern van wat Jezus overkomt. We moeten dit woestijnverhaal niet isoleren van ons eigen leven, maar juist zó ernaar kijken!

 Als we de beproevingen van Jezus concreet proberen te maken, de beelden toepassen, dan zijn ze opvallend eigentijds... de verleiding van stenen brood te maken... de verleiding de goden te verzoeken... de verleiding van macht... het raakt aan alledaagse keuzes. Aan hoe we met de aarde omgaan, met mensen om ons heen... hoe we ons geloof inzetten ... hoe macht zomaar, altijd weer in het spel is. Dinsdag bij de Thomaskring spraken we over ‘verleidingen’... en we ontdekten dat het best lastig was... natuurlijk, geen vlees eten, koekjes of een glas wijn laten staan... je minder door een beeldscherm op laten slokken... daarover praten konden we allemaal wel.

Maar de wezenlijke laag onder die dingen... wat nu zin geeft en wat zinloos is, daar kom je niet zomaar bij.

Dan gaat het om heel persoonlijke ervaringen. Durven we die in het midden te leggen? En kunnen we daar überhaupt bij komen?

 Misschien heb je daarvoor wel een ‘woestijnervaring’ nodig...

Het deed me denken aan de serie die Volkskrantredacteur Fokke Obbema in zijn krant begon, een reeks interviews over ‘De Zin van het leven’. Aanleiding was de hartstilstand die hij kreeg. Hij overleefde.

Zijn perspectief op het leven kantelde en hij schreef een column over zijn ervaring. Met als eerste zin: ‘Vorig jaar was ik even dood’. Het zette iets in beweging bij heel veel lezers, met name de mensen die zelf een hartstilstand mee hadden gemaakt. Of een andere ziekte en... zo schreef Obbema later, opvallend vaak een burn-out. Mensen schreven hem over hun ontroering, hun dankbaarheid, ook als het bij hen of bij hun geliefden minder goed af was gelopen. Er volgde een boek en een serie interviews en verhalen over ‘De Zin van het leven’. Obbema ontdekte dat mensen die iets heel heftigs hebben meegemaakt, die leven met een groot verlies, met rouw, een breuk in hun leven, in die kwetsbaarheid zin ervaren... ze voelen zich meer dan ooit verbonden... met anderen, de wereld om zich heen.[1]

 Zou die ervaring van verbondenheid extra intens zijn vanwege het contrast met de eenzaamheid die je in ziekte en verdriet ervaart? Zo intens alleen kun je je dan voelen, aan je lot overgelaten en niemand die echt begrijpt wat je doormaakt. Een soort van hoe Matteüs Jezus tekent in de woestijn. De engelen die hem op handen zouden dragen, die ervoor zouden zorgen dat hij zelf z’n voet niet aan een steen zou stoten... ze worden Jezus verleidelijk voorgehouden maar Jezus weet: zo werkt het niet. Het kwaad kan zo niet bezworen worden. De grote verleider haalt hier een citaat uit Psalm 91 aan, woorden die we vandaag ook zongen. Aan het eind eindigt het verhaal onverwacht met engelen die voor Jezus zorgen, alsof Matteüs wil laten zien: zó is het niet Godslasterlijk, zo past het wèl...

 In Psalm 91 wordt God een toevlucht genoemd, een vesting. Een plek om te schuilen als er gevaar dreigt. Niet een letterlijk burcht waarin je weg kunt kruipen, het beschrijft een ervaring gered en behoed te worden als je leeft in geloof. In die context klinkt het beeld van engelen die over je waken, waar je ook gaat, wat je ook overkomt. De engelen die op het eind voor Jezus zorgen, lijken symbool te staan voor de verbondenheid waarin Jezus leeft en verder op weg gaat. Hij is niet alleen, ook niet in de donkere tijden die nog zullen volgen. Net als anderen in hun woestijntijd, of erop terug kijkend, beseffen: ik ben niet alleen... er leven mensen met mij mee... zij zijn met mij op weg en ik met hen.

 Pas kreeg ik van een Paaskerker een prachtig verslag van een boek dat het verlangen naar zin omschrijft als de zoektocht naar resonantie in de wereld.[2] In het boek wordt een sprookje aangehaald, waarin een groep vogels zichzelf weerspiegeld ziet in een meer. Opeens ervaren ze hun verbondenheid als meer dan een optelsom van de unieke vogels die zij allemaal zijn... ‘De ervaring van eenheid van de vogels doet iets ontstaan wat groter is dan zij, terwijl het zonder hen niet kan bestaan, en dàt hun tocht zinvol maakt’.

 Zou de kerk een oefenplaats kunnen zijn voor die zoektocht naar resonantie? Als we ons hart open zingen... onze verhalen weerklank vinden... we ervaringen van woestijntijd delen... maar ook ervaringen van liefdevolle zorg, engelengeduld... Komen we zo niet dat wat het meest wezenlijk is op het spoor? God...?  In kwetsbaarheid, in lijden... door de dood heen. Jezus ging ons voor.

 Dat we niet langer aarzelen stilgezet te worden, ons te spiegelen, weerspiegeld te zien.

Amen



[2] Een boek van Hans Alma: ‘Het verlangen naar zin: de zoektocht naar resonantie in de wereld’ (besproken in een interview in Trouw: ‘Zin is geen rozig sausje, maar een diepe menselijke behoefte’, 11 febr. 2020).