Voor een boom is er nog hoop

Overweging nav Job 14: 1-13

24 november 2019

Gedachteniszondag Paaskerk Baarn

Ds Marleen Kool

 

Afscheid nemen kan pijn doen... er is de pijn van gemis, van rouw.

Een gevoel van heelheid, wordt doorbroken, als de dood je leven binnenkomt.

Alsof ik mank loop, zei iemand die na 65 jaar samen alleen achterbleef. Als je je ouderlijk huis moet opruimen: dan brengt dat je terug naar het leven dat er was.  Je ziet, je voelt de sporen die iemand heeft achtergelaten. Je ruikt de geur van thuis. En je staat er bij stil: wat kreeg je niet allemaal mee van hem, van haar? Waar blijft het allemaal, de wijsheid, dat wat zo eigen aan die ander was? Iemands geest, zijn ziel? En waarom is het zo gegaan, als het is gegaan?

Je staat stil bij vragen die ertoe doen.

 

Vragen die we terugvinden ook in dat prachtboek van Job.

Zo’n 2500 jaar geleden leefde er een mens, hoe zijn naam precies was zullen we nooit weten.  Hij was een gevoelig man, de schrijver van Job, die goed om zich heen keek, oog had voor het leven:

hij zag goede mensen om zich heen ziek worden, en sterven. Terwijl het mensen die opgingen in zichzelf wel ging. En vroeg zich af: waarom?

Hij luisterde naar wat er om hem heen, door wijze geleerden, maar ook door de mensen van de straat, zoal gezegd werd om die grilligheid van het leven te verklaren. Vrome, spitsvondige pogingen vond hij het en hij was daar al even ontevreden over als wij dat vandaag zijn. 

 

Omdat hij iemand was met buitengewone literaire en intellectuele gaven pakte hij zijn pen op en schreef een lang filosofisch gedicht. Het krachtigste verhaal over de meest prangende vraag van alle mensen: Waarom? Waarom treft het kwaad goede mensen?

Dat is de vraag waar het in het boek Job om draait.

 

Met Job ga je de diepte in.

Alle vragen die bij u en mij op kunnen komen als het leven niet meer van zelf spreekt, stelt hij.

Als een bloem zijn we, kort onze dagen, doordrenkt van onrust...vol van vragen. Waarom al die pijn, al dat lijden van mensen? 

We zijn vluchtig als een schaduw...en toch gezien door God? Wat betekent dat?

Wie zijn wij in de ogen van God? Wie is God? En waar heen gaat onze geest, onze ziel als wij sterven?

Herkenbare vragen...die vragen van Job...

In al zijn kwetsbaarheid legt hij het leven open. Zijn leven.

Nou dat was volledig overhoop gehaald.

Zijn bedrijf is kapot. Zijn vee, zijn knechten gestorven. Zijn tien kinderen dood.

Z’n vrienden zwijgen om alles wat er is gebeurd. Het was te veel. Het was niet te doen... En de vrouw, van deze goede man, de enige met wie hij het verdriet om zijn kinderen zou kunnen delen, is hij onderweg ook nog kwijtgeraakt.

‘Laat hem toch los, die God van jou en sterf...’ had zij, net zo diep getroffen door al die verliezen, tegen hem gezegd.

 ‘Het leven komt zoals het komt... dat moet je proberen vrede mee te vinden, zoiets had Job geantwoord. Niet altijd lukt het om samen rouw te dragen. Het gebeurt dat mensen elkaar verliezen in rouw. In alles wat hun leven overhoop gehaald heeft, dat je elkaar ook nog kwijt raakt.

 

Pas veel later, als Job helemaal onder de zweren komt te zitten, -  hij zal toen  wel even teruggedacht hebben aan de woorden van zijn vrouw- pas dan komt hij fel in opstand. ‘Het klopt niet’, roept hij. ‘Dit heb ik niet verdiend. God waarom?’.

 

Die vraag kan je bekruipen, als je leven wankelt. Als alles je uit handen dreigt te vallen. Waarom?  God waarom?

 

Dat riep mijn neefje ook, toen zijn vader stierf. Veel te jong nog was hij. Het leven had nog zoveel in in het verschiet. Zijn kleinkinderen bv, die moesten nog geboren worden. Mijn neef was boos: ‘Waar heeft hij dit aan verdiend? Waar is God in dit hele verhaal? Dit klopt toch niet...?’ Nee dit klopte niet. Ik dacht aan de woorden die mijn oom ons schreef: ‘God huilt net zulke tranen als wij. Houdt elkaar vast in liefde’.

Later spraken we er nog wat over door, over die vraag van hem.

Geloof, religie, probeerde ik hem te vertellen, geeft geen antwoord op. Religie is niet – wat veel mensen denken, een bundel antwoorden op al onze grote levensvragen. Onze geloofstraditie kan geen verklaring geven voor wat er gebeurt... Ik geloof niet in een soort van contract met de hemel of een karma-achtige rekening die zegt: nu is de maat van jouw misdragingen vol en heb je een flinke depressie verdiend, of een ongeneselijke ziekte. Of je hebt nu zoveel goed gedaan aan mensen, nu verdien jij een aantal goede jaren erbij.  

Wat onze geloofstraditie dan wel is? Wat zij wel biedt? 

Een rijke schat aan rituelen, aan verhalen, die je helpen kunnen om met de vragen van het leven om te gaan. Een schat aan woorden, liederen en beelden om in te schuilen. Zoals zo’n beeld van mijn oom van ‘God die meehuilt’. Die er bij is. De tranen van God...daar spreekt compassie uit. God die huilt, dat is niet zomaar een beeld dat uit de lucht is komen vallen...Daar zitten ervaringen onder van mensen, die de eeuwen door dat gevoeld hebben, opgedaan: dat je niet alleen bent ook al wordt je soms zo op jezelf teruggeworpen en is het leven onrechtvaardig. Je bent gezien. Die handen onder je bestaan, die je dragen....

 

Zo’n krachtig beeld vind ik ook terug bij Job. Want ondanks alles blijft hij in gesprek met God. Om dialoog....En, in zijn woede, in zijn verdriet valt zijn oog op een boom. En het is alsof hij denkt: Ik ben die omgehakte boom....nee nog minder...een romp ben ik. Afgekapt, stilgelegd. Mn leven overhoop. Hier ben ik God, Job. Voor een boom is er nog hoop, hij heeft maar een paar druppels water nodig om hij loopt weer uit. Maar voor mij?

 

Job is geen boom,

maar hij doet wel iets waar een boom ook goed in is: leven in het hier en nu met wat zich aandient.

Het ondergaan: een bries, een storm.  En dat doet Job ook: hij blijft op zijn plek.

Hij blijft op zijn plek. Waar hij is. Waar het stormt, waar het gat geslagen is, waar het zeer doet. Waar de pijn het gemis voelbaar is. Waar het verdriet, de woede eruit komt. Hij laat het er zijn. Z’n tranen zullen hun vrije loop krijgen.  Hier is en hij en verder is hij nergens. 

 

Ontroerend vind ik het, dat God hem vele hoofstukken later, gelijk geeft. Jouw woede klopt Job, lezen we. Het is waar, het leven kan onrechtvaardig zijn. En soms is er in een mensenleven te veel verdriet om te verdragen. Waarom? Ik weet het ook niet.

God komt niet met antwoorden. Wat God wel doet, is andere vragen stellen: vragen die Job gevoelig maken voor het geheim van het leven. Zo van Job....waar was jij toen de aarde ontstond? En Job kun jij het geheim van de maan doorgronden? En de sterren volgen? Weet jij waar de druppels van de zee bewaard blijven? De tranen van mensen?

Job wordt er stil van....

Misschien, stel ik me dan zo voor, dat die boom hem toch wat troost bood. Voor een boom is er nog hoop...en voor een mens?

Wij zijn geen bomen, maar toch. Ik hou van het beeld. Mensen en bomen hebben wat van elkaar.

Omgehakt of niet, zij kan met een paar druppeltjes water weer uitlopen, opbloeien die boom. Ja voor een boom is er nog hoop.

En voor mensen? Ja voor de mensen?

Ik denk aan al die keren dat we hier afscheid namen van een dierbare. Aan de gesprekken die er waren met nabestaanden, familie/ vrienden om het afscheid voor te bereiden...Aan het  

verdriet dat er gedeeld is, soms sloeg de dood hard in...en was er dat gevoel van: dit klop  van geen kant. Maar te midden van dat alles was er vaak ook lichtheid, humor, een glimlach, kracht. Overgave. Groeide er acceptatie met wat er was geweest.

Ontstond er een nabijheid die je eerder niet zo had ervaren; een vriend die zijn armen om je heen sloeg, zonder iets uit te leggen, zonder verklaring te geven, niet met valse troost, maar met: aandacht voor jouw verdriet. Aanwezig, als een boom in de storm. Mensen die de wacht houden bij jou. Die maken dat je niet in eenzaamheid achterblijft met je gemis. 

Naast de pijn van het verlies, kleine tekenen van hoop, van leven dat zich aandient, ontvouwen toegelaten wil. Wat onmogelijk leek wordt weer mogelijk...met de tijd...en hoe je daar mee omgaat, of, omdat iemand het mogelijk maakt. Je haalt het niet uit jezelf maar krijgt het. Ergens sijpelt God daar doorheen.

Wij zetten straks een kaarsje neer op kleine steentjes, op wit zand.

En zeggen: hier zijn wij, met onze rouw, ons gemis, met onze hoop en wanhoop. 

We noemen hun namen, van onze dierbaren met wie wij leven.

in het vertrouwen dat zij en wij in de ruimte van God zijn,

dat het goede van hun leven ons tot zegen mag zijn.

En we roepen in die lichtkring van God:

druppel bij ons naar binnen, breek in ons door, wees hier aanwezig.

Wees er, in ons als bron van hoop, van liefde voor het leven, sterker dan de dood.

 

Dat het zo mag zijn.