Ga en zie er of er vrede is onder hen!

Overweging gehouden nav Gen 37

Paaskerk Baarn, 23 september 2018

ds Marleen Kool

Inleiding

‘Generaties voor vrede’ zo luidt het thema van de landelijke vredesweek die vandaag wordt afgesloten. Door heel het land, waren er initiatieven

waarbij ouderen en jongeren met elkaar in gesprek gingen over vrede.

Vrede in je land, thuis, in je bestaan. Daar begint het, in het klein. In het besef dat je samen op aarde bent. Dat je in je leven niet alles naar je hand kunt zetten, maar te maken hebt met anderen die net als jij het leven hebben ontvangen. Als geschenk. 

Wij zoomen met het bijbelverhaal dat ons vandaag wordt aangereikt in op die plek waar de kiem wordt gelegd om in vrede op te groeien:  in het huis het gezin de familie waar je geboren wordt.

We lezen van Jozef en zijn broers. We ontdekken daar wat een precaire zoektocht het is om in vrede samen te leven...Hoe voorliefde tot tweespalt leidt. We lezen uit Gen 37.

 

Overweging

Jozef is die bijbelse figuur wiens levensloop hem letterlijk van een put naar een paleis voert....Hij is een van de twaalf zonen van Jacob en daarmee een van de twaalf stamvaders van Israël. Jacob trekt Jozef voor. Hij is een van zijn jongste kinderen en van zijn lievelingsvrouw Rachel, wat hadden zij naar hem uitgekeken.

Het is net of Jacob, nu Rachel veel te jong gestorven is,

al zijn liefde die hij voor haar koesterde nu schenkt aan hem, zijn oogappel.

Moet Jozef haar onvoltooide leven gaan voltooien?

Zou hij kunnen voldoen aan de verwachtingen van zijn vader?

Hij die jongen met zijn mooie mantel, heeft heel wat te dragen.

Door toedoen van zijn vader, groeit zoon Jozef op als een over het paard getild ventje en een onuitstaanbaar dromertje.

Zich van geen kwaad bewust deelt Jozef zijn bijzondere dromen met zijn broers, het was zo: op het land, stond mijn schoof overeind, en die van jullie bogen zich....en de zon, de maan en elf sterren bogen zich voor mij neer, vertelt hij... De uitleg laat zich makkelijk raden...als je bedenkt dat hij elf broers heeft.

Het zou beter zijn zeggen de broers tegen elkaar als hij verdween,

deze verwaande dromer

hij die tussen hen en de liefde van hun vader in staat.

 

Geef ze eens ongelijk, die elf jongens, zij verlangen ook naar de liefde, naar de zegen van hun vader zoals ieder kind dat doet.

‘Jozef’...roept Jacob.

Hoe zou het met je broers zijn Jozef?

Zou er sjaloom zijn? Ga jij eens kijken of zij en mijn kudde in vrede zijn?

Hier ben ik’ antwoord Jozef zijn vader.

‘Ga en zie om naar hun vrede en breng mij een woord terug....’

Het klinkt bijna argeloos en wat naïef...wat denkt Jacob nou?

Moet uitgerekend hij, Jozef, die bron van onvrede, op pad om te zien of zij in vrede zijn?  Dat is toch vragen om moeilijkheden?

Ze waren de kudden van hun vader aan het weiden... Die kudde van hun vader houdt hen nog net bijeen, maar vraag niet hoe....

Jozef moet omzien naar hun vrede..

Net zo argeloos als zijn vader, dwaalt Jozef door de velden.

Wat zoek je? vraagt een man, iemand die hem vindt....

Mijn broeders, zoek ik. Antwoord Jozef.

Het woord broeders wordt als eerste genoemd.

Daarna pas het werkwoord zoeken,

en dat is in het Hebreeuws niet zo gebruikelijk.

Maar, dat hamert hem natuurlijk voortdurend door het hoofd ‘mijn broeders’.

Een van die twaalf ben ik.

Hier begint Jozef een rechtvaardige te worden die zijn eigen plaats begint te ontdekken temidden van de andere zonen van zijn vader...

Met dat antwoord aan zijn vader:

hier ben ik, en dit antwoord: mijn broeders, aan de man die vraagt wat hij zoekt laat hij dat zien.

Ik ben een van hen...

De joodse kabbala legt dat zo uit: hier begint hij zijn eigen ego af te leggen....

hij heeft nog een hele weg te gaan, maar aan het einde van het verhaal zullen we zien hoe Jozef steeds meer ruimte krijgt voor de ander.

Hoe hij zichzelf ten dienste stelt aan de anderen...hoe hij zich gaandeweg met zijn broers verzoenen zal en hen zal redden uit hun hongersnood....

Daar wordt hier een begin mee gemaakt....
‘Hier ben ik vader’.

‘Mijn broeders zoek ik....’

Dit zijn voorlopig de twee laatste woorden die we Jozef horen zeggen. Het verhaal geeft ons deze woorden om te bewaren als Jozef zwijgt...beter gezegd: het zwijgen wordt opgelegd.

 

De man wijst hem naar Dotan. Daar kun je ze vinden je broers....

En nu komen de broers aan het woord, en aan de daad.

Woorden en daden van onvrede, van chaos en onderwereld klinken er.

‘Zij zagen hem van verre’... staat er dan...het geeft aan hoe ver zij van elkaar verwijderd waren geraakt...

Een heilloze afstand van onbegrip, van vooroordelen, opgekropte jaloezie, zoals die om wat voor reden dan ook, kan ontstaan tussen broers en zussen.

Je kunt elkaar verliezen. Ongewild. Onbedoeld...ontstaat er afstand,

waarin je niet zomaar tot elkaar komt. Althans niet in vrede.

De broers konkelen... ‘Laten wij hem doden’ zeggen ze tegen elkaar.

Nog voor Jozef kan vragen of er vrede is, wordt al duidelijk dat er geen vrede is. Zodra hij aankomt, ontkleden Juda en zijn broers Jozef...

Wat een tafereel.

Wie geen klein kind meer is, doet het zelf, aan en uitkleden.

Als een ander je ontkleedt, dan is dat of het heiligste of het onheiligste.

Het gebeurt uit liefde of uit verachting.

Een verschil van dag en nacht is het. Je bevestiging, erkenning: ik heb je lief of je ontkenning. Jozef wordt uitgekleed, afgelegd bij zijn leven...

Is er dan niemand die ingrijpt?

Ruben staat op. De oudste. Van Lea

We smijten hem in de put en zullen tegen vader zeggen: een wild dier heeft hem verslonden... zoals Jacob zijn vader bedroog, bedriegen zijn zonen hèm.

Een roulerende rekening is het...

Ruben en Juda zorgen ervoor dat Jozef niet wordt gedood. Maar wel verkocht. Voor 20 zilverstukken.

 

De bron van het kwaad zit em in volgens mij daarin dat de een de ander niet meer als mens ziet, maar als een object....

zo verdwijnen er tot op vandaag de dag heel veel mensen....omdat zij terecht komen in een put, verslonden worden door zgn wilde dieren in handen vallen van mensen die niet de vrede zoeken maar de oorlog verklaren....  

Mensen die objecten worden, dingen. Verhandelbaar zijn. Onbelangrijk wie je bent. Het krijgt in zoveel hoedanigheden in onze dagen een gezicht....

Ik denk aan de gevluchte Afrikaanse vrouw die door handelaren verkocht, in een bed van de prostitutie belandt....

Ik denk aan een Indiaas babytje, een meisje, dat mooi aangekleed klaarligt om door haar adoptieouders te worden meegenomen. Op de achtergrond zie ik de draagmoeder, een meisje is ze nog, Ingehuurd door een commercieel bureau.  Voor een paar honderd rupees heeft zij dit kindje gedragen en ter wereld gebracht.. In een interview vertelt ze hoeveel ze huilen moet, de eerste maanden na de geboorte van de baby’tjes die ze tot nu toe gedragen heeft. Ze wordt er niet rijk van... en wil al helemaal niet denken aan de bruidsschat die ooit voor dit meisje weer zal moeten worden betaald... deze hele business put haar uit. Ik word tot ‘ding’ gemaakt zegt ze....ik stop hiermee. Ik gooi het roer om...

En dan schieten me die laatste woorden van Jozef in dit gedeelte, te binnen:

 hier ben ik en mijn broeders zoek ik....

In het hele verhaal van Jozef en zijn broers, van Genesis, gaat het om die ene vraag: hoe worden wij mens? In de zin van menselijk?

Is er sjaloom is er vrede? In ons huis, in ons bestaan.... en over die vraag samen in gesprek gaan... hier ben ik, waar ben jij? Mens waar is je broer, waar je zus....Hoe zijn wij trouw aan elkaar? Hoe zoeken wij vrede?

 

Natuurlijk is dit niet alleen een familiegeschiedenis, het vertelt er wel over maar tegelijk gaat het ook over een volk Israël, de latere naam van Jacob, Mensen, twaalf stammen, naar de twaalf namen van al deze kinderen van Jacob die weten wat het is om uit elkaar te raken.

Een oerverhaal over mensen die hun plek zoeken, die de lasten dragen van hun voorouders.

Een verhaal vol onrecht en onderlinge verdeeldheid. Van zoeken naar je eigen plek, je grond van bestaan. Zoeken naar liefde naar aandacht van je vader, van je moeder...Erkenning dat je er toe doet, dat licht uit deze verhalen op als voorwaarde om in vrede samen te leven...

Het mooie vind ik dat dit allemaal gaat over mensen als wij.

Want ieder zoekt die erkenning van zijn vader, van haar moeder.

En iedereen draagt bewust of onbewust lasten uit het verleden met zich mee. Er zijn dingen die gaan van generatie op generatie verder.

 Jacob, de vader van Jozef wist als geen ander hoe broeders uiteen kunnen vallen, en nu ziet hij het gebeuren in zijn eigen gezin...en toch lukt het hem niet om ieder recht te doen...om te verbinden.

Maar, godzijdank, weet hij ook van verzoening...

en als we verder zouden lezen, zie we ook dat gebeuren in de volgende generatie, met Jozef en zijn broers.

Maar zover zijn we nu nog niet...wat wel daagt is dit:

Dat dit het spanningsveld is waar we kennelijk mee moeten leven.

Dat die zegen waar ieder mens naar verlangt, de zegen van God,

en de zegen die mensen voor elkaar kunnen zijn,

steeds op de proef wordt gesteld.

Dat het er soms op lijkt dat de weg voor altijd doodloopt... dat je in een opgedroogde put beland, maar dat er dan toch iemand is die je aanspreekt.

Die iets doet, zodat je toekomst weer opengaat. Dat is de rode draad in Genesis. Met vallen, soms wel heel diep vallen maar toch weer opgetrokken worden, wordt dit gaandeweg zichtbaar....

Daartoe zegt de verteller van Genesis, zegent God mensen, en zo zegent de één de ander.... Zegenen is zo met de ander te zijn, dat die ander mèns kan zijn. En dat begint er mee dat je elkaar aankijkt. Hier ben ik zeggen ...en: mijn broeder, mijn zuster zoek ik....

Cruciaal als je de ander wilt ontmoeten. De dialoog weer op gang probeert te brengen, dat je elkaar aankijkt, hier ben ik durft te zeggen. Jou zoek ik!

 

Dat wij elkaar zo behoeden en doen leven.