‘Wachten op God’

Overweging nav Joh 5:1-8 en ‘Wachten op God’ van Simone Weil

gehouden op 7 oktober 2018 Paaskerk Baarn

Ds Marleen Kool

 

Deze week kwamen de beelden voorbij van de verschrikkelijke ramp op Sulawesi.

Beelden die stil maken. Een tsunami en aardbevingen verwoestte het land en alles was daar op was: het kind dat speelde met water en zand, de vrouw die kleren aan het wassen was,

de man die wachtte op de bus, de jongeren die feesten op het strand. In een moment, een golfslag...alles weg. En dat trof niet één maar duizenden mensen. Duizenden dieren, gebouwen, huizen, wegen. Nog wordt er gezocht of er misschien nog ergens ons het puin mensen zijn die leven.

Het kan machteloos maken: dit lijden op zo’n grote schaal te zien.

Hulporganisaties verzamelen zich. Krachten worden gebundeld, hoe kunnen we helpen?

Kerk in Actie, nodigt vandaag alle kerken in Nederland uit, om dit uur het grootste kerkenkoor van Nederland te vormen. Door samen Psalm 130 te zingen. Uit diepten van ellende...roepen wij U aan...zo begint deze psalm....

Om zo uitdrukking te geven aan onze verbondenheid met mensen daar.

En ieder die meedoet vragen ze een euro te doneren. Zo kunnen we krachten, ons lied, ons gebed bundelen. Partnerkerken in Indonesië weten ervan en sluiten zich ook aan.

 

Terwijl dit alles gaande is, en ook deze uitnodiging kwam, las ik haar boek, ‘Wachten op God’. Van Simone Weil.

Wachten op God, dat heeft een passieve klank. Zoals dat liedje van vroeger, stil maar wacht maar alles wordt nieuw...Als er iets niet bij Simone Weil, deze bewogen vrouw past dan is het dat, passiviteit. Wachten op God is in haar filosofie:

je inlaten met de wereld, met het leven, het volle leven, zoals het is.

Dat betekent: dat je je niet afsluit, het niet afschuift, maar dat je opent voor de ander.

Voor lijden, voor pijn, voor verdriet, voor ongeluk dat mensen, dat jou treft.

Het betekent ook, dat je er op af gaat....dat deed zij....ze was docent filosofie, maar legde haar werk een poos neer om te werken in de Renaultfabriek.

Ondanks haar zwakke gezondheid, wil ze zelf aan den lijve ervaren voelen, hoe dat is, wat het fabrieksleven van arbeiders vraagt.

Ze werkt op het boerenland, op een vissersboot. Ze wordt vakbondsactiviste. 

Alles wat zij meer verdient geeft ze aan armen. Ze eet minimaal.

Ze is contentieus, niet iemand van halve maatregelen.

Alles wat ze doet, doet ze uit loyaliteit met wie het minder hebben dan zij.

Twee krachten bepalen het universum schrijft zij: licht en zwaartekracht.

Zwaartekracht is niet alleen dat een appel van een boom naar beneden valt, maar ook als ik het naar nu vertaal: de tsunami in Indonesië, het leed dat daarmee wordt aangericht. Zwaartekracht is ook dat mensen ergens geworteld willen zijn. Een thuis zoeken. En ook dat mensen de neiging hebben het vreemde buiten de deur te houden. Het is ook ‘zwaartekracht’, dat dat de energie van de sterke die van de zwakke overheerst. Met en in die zwaartekracht leven heeft iets onvermijdelijks, en onbevattelijks.

Alleen de liefde, genade die van God komt, schrijft Weil maakt dat wij menselijk op die zwaartekracht kunnen reageren. Die liefde noemt zij het licht, dat maakt dat we ons tot de zwaarte verhouden en er niet volledig aan ten onder gaan.

 

 ‘Wachten op God’ dat is: je inlaten met het leven. Dat is niet afwachten, maar ruimte scheppen. Dat is ook: Dat je je opent voor dat licht, voor die zachte krachten, solidariteit, die vrijkomen, als antwoord. Dat je naast mensen gaat staan, hulp biedt die maakt dat die iets zwaars doormaakt, voelt dat ie niet alleen is. Het is een hoopvol wachten, vanuit betrokkenheid.

Ik dacht voor ik verder ga met daarover iets zeggen, kunnen we het beter eerst met elkaar doen: en ingaan op de uitnodiging van Kerkinactie..... vanuit verbondenheid met al wie hun dierbaren zijn verloren, hun leven in puin ligt.

Huub Oosterhuis vertaalt ze zo:

Uit de diepte roep ik jou.

Jij hoor mijn stem.

Doe je oren open, jij en luister

naar mijn stem die om genade smeekt.

 

Ik wacht op Hem en hoop

mijn ziel wacht op Hem en volhardt

Ik houd mij aan zijn woord.

 

Mijn ziel ziet uit naar Hem

zoals wie staat op wacht

uitziet naar de morgen

naar het morgenlicht.

...

 Laten we ze samen zingen, die woorden van Psalm 130. Met de mensen op Sulawesi in gedachten. We zingen het eerste couplet, eerst in het Nederlands en dan in hun taal, het Indonesisch.

 Met wie achterblijven, verweesd, diep getroffen zien wij uit naar morgenlicht...

“Er is alleen een wachten, een aandacht, stilte, een volkomen roerloos staan te midden van leed en vreugde.

Bij het wachten waar Simone Weil over denkt en schrijft, hoort aandacht. Scheppende aandacht. Aandacht die maakt dat een ander opleeft.

Wie aandacht geeft, maakt ruimte vrij voor de ander, voor iemand of iets dat je aandacht vraagt. Echte aandacht zegt Simone Weil kun je alleen opbrengen als je zelf een stapje opzij zet. Eventjes staan we niet in het middelpunt. Even zijn we zo onbevangen dat we onszelf vergeten.

Scheppende aandacht kan werken als een hefboom,

Aandacht maakt dat de zwaartekracht leefbaar wordt, draagbaar, hanteerbaar.

 In aandacht komt liefde aan het licht. En raken wij betrokken. Van binnenuit. Je ontdekt dat je een naaste kunt zijn voor iemand anders. Kant en overkant...ik en jij. Zoals we zongen met dat prachtige lied van Oosterhuis.

 Die scheppende aandacht, wat dat teweeg kan brengen, zie ik gebeuren daar in die ontmoeting van Jezus met de man bij de badinrichting bij Betsaida.

Een vijver is het met daarom heen een menigte zieken, blinden, kreupelen, lammen...

Vijf galerijen maar liefst...een heel ziekenhuis dus waar mensen zich iedere ochtend weer heen sleepten omdat het water daar geneeskrachtig zou zijn.

En dan lag met daar dag in dag uit, jaar in jaar uit, te wachten op beweging in het water. Want dan daalde er zo geloofde men een engel in af en dan moest je er snel bij zijn, want dat duurde maar even.

Je kunt je voorstellen wat zich daar afspeelde bij dat huis van Bestaida, een groot gevecht was het om dat te halen. Huis van barmhartigheid betekent Betsaida

nou die barmhartigheid was bij tijden, stel ik me voor, zeer betrekkelijk.

 Johannes zoemt in op een man. Hij lag er al 38 jaar. Dat was in die tijd een mensenleven lang. Het is ook de tijd die raakt aan het aantal jaren dat het volk Israël door de woestijn zwierf, voordat zij het beloofde land bereikten. Achtendertig jaar lang dat is de tijd van een hele generatie... alsof het verhaal wil zeggen: die ene man daar, die  moet u maar in meervoud denken. Zijn leven is geen uitzondering. Dat verschilt niet zoveel van vele andere mensen.....

En dan staat er: hem zag Jezus liggen.

Wat bewoog Jezus om midden van al die zieken en al die hulpelozen mensen om deze ene man aan te spreken? Dat valt vaker op, in de verhalen over zijn ontmoetingen met mensen, dat het altijd gaat om een ontmoeting met één enkele mens. Maar anders kan het ook haast niet, een ander echt ontmoeten. En wat kan het ons goed doen, als je merkt dat het de ander echt om jou te doen is. Dat de aandacht die je krijgt niet gespeeld is, niet gemaakt, maar echt oprecht. Dat is wat Weil scheppende aandacht zal noemen....

Je leeft er van op. De man staat op. Hij vertrouwt de stem die tegen hem zegt: kom alsjeblieft overeind. Vertrouw. Jij hebt een leven voor je!

 Dat wij hem mogen navolgen daarin, die Jezus, lichtdrager, Gods gezicht op aarde, die het waagde om die verlamde man aan de kant van het water te vragen: wil je gezond worden? Kom dan overeind!

 Wat is het belangrijk, dat er in ons leven mensen zijn die ons echt kennen, en om om ons geven, en die tegen ons durven zeggen als we het zelf even niet weten: je kunt het. Je bent niet alleen, en die dat laten merken. Dat niemand hoeft te zeggen: ik heb geen mens. Anderen in het oog houden, bemoedigen, moge dat de geest zijn, waarin wij als gemeenten, als vrienden en vriendinnen en als samenleving zullen denken en spreken en doen. Want ‘een open blik, aandacht bezit reddende kracht...’ (Simone Weil)

Dat het zo mag zijn