Uit uw hemel zonder grenzen komt Gij tastend aan het licht

Preek over  Jes 55: 1-11  en Mc 1:1-11

Paaskerk Baarn, 7 januari 2018     

Ds. M.M. Kool - Mout

  

Een gedachte die ik naast de lezingen van vandaag wil leggen, en ook aansluitend op de liederen die wij daarom heen zongen, is deze, dat wij het allemaal nodig hebben om van buitenaf geopend te worden.

Misschien kent iedereen het wel, dat je gevangen kunt zitten in jezelf. In gepieker, in een soort matheid, in luiheid of ongeïnteresseerd, in een gevoel van leegte, onbestemd, dor als in een woestijn We hebben dan anderen nodig om geopend te worden.

Anderen, niet alleen om mee te leven, maar ook om uit dat moeras uit die woestijn te worden getrokken, om uit die matheid, uit die leegte, uit dat teveel getrokken te worden.

 Verhalen kunnen daarbij helpen: die maken je ervan bewust: ik ben niet de enige die hiermee worstelt. Anderen deden en doen dat ook al....

En kijk, dit was voor hun die stem van buiten, die roep, die hen geholpen heeft...

 Waar, en dat is de vraag, die ons hier keer op keer, bij elkaar brengt en verbindt: ‘waar, bij wie vinden we wijsheid, inspiratie, geloof, dat ons opent?’

Bij wie zoeken wij dat....? Naar wie kun je dan kijken?

 Hier leggen wij dan de Schrift open.

Hier kijken we naar Jezus. Naar het verhaal van zijn leven.

En naar heel de Schrift, waar je steeds mensen tegen komt aan wie dat gebeurt: dat zij van buitenaf worden geopend. Aangesproken, opgericht. Uit die wirwar, uit het moeras worden opgetrokken. Inspiratie krijgen om te leven....in relatie met de ander. Voor het aangezicht van God.

 Goed nieuws noemt Marcus zijn verhaal. Het begin van Jezus Christus, Zoon van God.

Als hij over het leven van Jezus gaat schrijven, dan doet hij dat zo, in de hoop dat het ons allen raakt. Aanspreekt. Dat wij het zijn die worden geopend

door zijn verhaal, wat hij niet zelf heeft verzonnen, maar wat hij heeft opgediept uit het leven van Jezus.  En dan begint hij te vertellen over Johannes. De Doper.

In de tijd van Johannes hadden Joden zo’n soort woestijn-ervaring: het gevoel dat God hen had verlaten en sinds de terugkeer uit de ballingschap vele eeuwen eerder nooit meer bij hen was komen wonen. Alsof het leven een ziel, een doel miste.  Alsof het kwaad z’n gang kon gaan.

In die sfeer roept Johannes de mensen op om te komen....hij wil ze dopen in de Jordaan.

Een doop van omkeer, tot vergeving van zonden, zo predikte hij...

Zijn doop ziet hij als een ritueel voor alle kinderen Gods die zich willen laten onderdompelen, in een andere wijze van denken, van leven.

Ga zo leven dat God een huis kan vinden bij jou, bij ons, dat is wat Johannes zegt daar bij het water van de Jordaan...

Zomaar een stromende rivier dwars door het land. 

Maar niet alleen zomaar een rivier.

In bijbelverhalen is zo’n rivier ook steeds de grens tussen de onherbergzame woestijn en het goede land,

de grens tussen leegte die je kunt ervaren, de vervreemding die er kan zijn tussen mensen en en de geborgenheid van een thuis.

Het is de grens die we kennen als we halt moeten houden,

niet meer verder kunnen - om wat voor reden dan ook –

gevangen in angst, in eenzame stilte.

De Jordaan, een grens tussen werelden van verschil, een grens als tussen dood en leven. De verhalen over God en mensen zijn opgeschreven als loopplanken, doorgangen, bruggen. Verhalen al met de kleur van morgen: de klank van een nieuwe dag, omdat God niet leven kan bij de dag van vandaag, bij het moment alleen, maar onophoudelijk bezig is met het licht van de dag van morgen, om dát over de mensen te laten opgaan. Maar, waarlangs gaat die weg?

En, wie brengt je thuis? En, hoe kom je de rivier door?

 ‘De mensen stroomden toe om zich door Johannes te laten dopen.’ 

Ze komen, de mensen, ze dragen stuk voor stuk, net als ieder van ons, hun bagage: ze hadden het zwaar.

Gingen gebukt onder een vreemde bezetter die met hen kon doen wat hij wilde. Hun toekomst was onzeker.

Maar zij kennen ook verhalen met geluiden van toekomst;

zij kennen verhalen met in de hoofdrol een Bevrijder-God, een redder, een wegbereider. Een stem die spreekt van licht, van liefde. Een stem die vraagt: waar ben jij? Waar is je broeder? Je zuster?

Zolang ze die verhalen uit het verleden niet vergeten, zolang ze niet berusten in de dichtgeplakte horizon van het ogenblik, het nu, zolang geven de verhalen hoop op doorgang, op iets nieuws, op toekomst die opengaat. Tegen de feiten in, dat wel, want dat is het geheim van hoop, die zo sterk kan zijn dat hij een doorgang brandt, een uitweg breekt, je in beweging zet naar toekomst. En wat gevraagd wordt, is: durven geloven in beweging, in verandering, leven met open handen. Daarvoor willen de bijbelverhalen voedsel en brandstof zijn.

 Waarlangs gaat de weg? Wie brengt ons thuis? Hoe komen we door de rivier?

In essentie zijn dat vragen waar het in het leven in ons geloven om draait,

niet welke waarheid overeind moet worden gehouden, welk dogma leidend moet zijn...daarmee baan je geen weg door het diepe water...daarmee leg je geen verbindingen, daarmee maak je niet heel wat gebroken is. Daarmee open je geen perspectief...

 Zoeken naar een weg tussen alles wat doodloopt en afbreekt, stagneert,

't vráágt wat!

't Vraagt om niet blijven staan, niet stilstaan, je niet begraven in wat is, niet verzanden, maar erin stappen. Je erin begeven. Om dán te merken dat er iets gebeuren kan wat je niet had kunnen bedenken.

Prachtig wordt dat verbeeld in een rabbijns verhaal. Al vaker ging Israël de weg dóór het water, als de enige route naar een plek om te bestaan onder de zon. De tocht door de zee, aangevoerd door Mozes. Daarvan vertellen de rabbijnen: Wanneer de eerste Israëliet zijn voet op het water durft zetten, dán pas zal het droogvallen en zal er een doorgang zijn!

Waarmee ze willen zeggen: Er is lef en geloof nodig om je in de draaikolk, de chaos die je leven vaak is, te begeven. Er in stappen, toch, in vertrouwen dat er een doorkomen aan zal zijn! Niet afwachten of God eerst de rommel opruimt .....maar gaan!

Het gebaar dát te durven, dat te willen, dát te kunnen, wordt uitgebeeld in de doop.

Dat is: je rug toekeren naar wat onbevredigend is in je eigen bestaan, je leven dat je leeft samen met anderen. 

Dat is ook, vertrouwen, dat je in alle onzekerheid, in de stappen die je wil gaan zetten, gedragen wordt, niet alleen gaat, en dat er zich ook andere wegen kunnen ontvouwen waar je zelf nog niet mee had gerekend.

Een nieuw spoor vinden en ontdekken dat je er doorheen getrokken wordt.

 "Ik doop jullie met water, maar Hij komt, die sterker is dan ik; en ik ben het niet eens waard de riem van zijn sandalen los te maken. Hij zal jullie dopen met Heilige Geest."

 Johannes wijst van zichzelf af, naar voren toe...

 Jezus ziet iets in dat nieuwe begin dat Johannes inluidt...en laat zich net als al die mensen dopen in de Jordaan...

Dat doet hij omdat hij solidair is met de mensen, een van hen....alleen zo kan hij zijn roeping verstaan....ondergedompeld in het leven.

door het water van nood en dood heen,

ziet hij de hemel opengaan, en klonk voor hem een stem: Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik vreugde.

Wie die stem verstaat, als een stem tot u, tot jou tot mij gesproken,

kan zelf instrument van vrede worden op de plek waar je leeft, met de mensen die om je heen zijn, die je pad kruizen, en net als jij op zoek zijn naar een begaanbare weg.

 ‘Wil daarom elkander doen, alle goeds geduldig, wees elkaar om zijnentwil, niets dan liefde schuldig....’

 

Dat het zo mag zijn.