Vrijheid in verbondenheid
Themadienst in het kader van Compassie
Preek over: Genesis 39:1-5, 42:1,2 en Galaten 5:13-15
Paaskerk Baarn, 19 februari 2012
Ds. M.M. Kool-Mout
Inleiding op de dienst
Thema wordt onze vandaag aangereikt vanuit de Catechismus van de Compassie.
Een van de woorden die daarin genoemd wordt is vrijheid. Het kunstwerk wat de Catechismus daarbij heeft gekozen, dat zet vrijheid meteen op scherp. Misschien kunnen we er even samen naar kijken. ‘De vrijheid voert het volk aan, van Delacroix. We zien een vrouw, Marianne heet ze. De allegorie van Frankrijk, bij de Franse Revolutie van 1830. Met ontblote borsten draagt zij in in haar ene hand de Franse vlag, en in de ander een geweer. Vrijheid is kwetsbaar. Eist slachtoffers. Zo zien we. Naast haar een jongen, een kind is het nog, met wel twee geweren. Ze lopen over de slachtoffers die sneuvelden in de strijd om vrijheid. Het is een heftig beeld van vrijheid, wat confronteert, een beeld wat je direct doet denken aan wat er nu gebeurt bv in Syrie.
Een strijd die de meesten van ons alleen maar ken door verhalen uit de krant, van beelden van de televisie. Een beeld waar je stil van wordt omdat het zo onvoorstelbaar ingrijpend is wat er gebeurt dat mensenlevens niet meer tellen maar ook hoe ver mensen gaan in hun strijd om vrijheid,….dat zij hun leven er voor geven.Met het lied in mijnachterhoofd waar we mee begonnen zijn, denk ik : hoe kwetsbaar is dat mensenland, dat zinsverband, dat God uit de chaos heeft geschapen. En Marianne, die franse godin van de vrijheid, is daar ook het beeld van, van hoe hard, hoe scherp de strijd kan zijn om vrijheid, maar ook hoe kwetsbaar een mens daar in is, en hoe moedig,om op te staan. Voor de vrijheid.
Dit beeld roept compassie op, mededogen, met de slachtoffers van deze strijd, dat wel.
Maar liever zag ik een ander beeld, van bijvoorbeeld een zwerm vogels in de lucht, die in zo’n V op weg zijn, naar ik weet niet waar, maar samen ergens aan komen.
In de Schrift speelt vrijheid een centrale rol. We zijn geroepen om vrij te zijn zegt Paulus, we lezen er van in de brief aan de Galaten, Waartoe zijn wij vrij? die vraag heb ik in gedachten bij de Schriftlezingen van vandaag. We lezen ook uit Genensis, het boek wat verteld over de wording van de mens, en lichten daaruit, hoe kan het anders, met het Jozef koor in ons midden, een klein gedeelte uit de het verhaal van Jozef en zijn broers. Want ook in dit verhaal komen mooie aspecten van vrijheid en onvrijheid aan het licht.
Vrijheid in verbondenheid
Wat is nu eigenlijk vrijheid?
In de gesprekken die ik deze week had, merkte ik dat het voor de meeste mensen makkelijker is om te zeggen wat het niet is, dan om te zeggen wat het wel is.Vrijheid, is dat je niet geknecht wordt, geen slaaf bent van je rijkdom, zoals in Egypte. Of sloof van je werk, je huis, je gezin. Vrijheid betekent, dat je niet gevangen bent in de pijn van je herinneringen,of opgesloten zit, begrenst wordt door jouw lichaam, zodanig dat je er volledig door wordt beheerst.
Maar wat kan dat alles je in de weg zitten, wat kunnen gedachten, zorgen of pijnlijke herinneringen je beheersen, en wat zul je je als je altijd pijn hebt, of steeds meer van je vermogens moet inleveren, je opgesloten kunnen voelen in je lichaam, in het leven dat je leidt of de toekomst die je wacht. Vrijheid, het is een groot goed en wie de oorlog hebben meegemaakt, of wie dagelijks een strijd heeft te leveren met zichzelf of met zijn omgeving, beseft maar al te goed, dat zij niet vanzelfsprekend is.
Dat zij steeds moet worden gezocht, dat zij kwetsbaar is, breekbaar en bescherming vraagt.
Als ik toch een poging wagen mag om in positieve zin te omschrijven waar vrijheid voor mij mee te maken heeft, dan zou ik het verbinden met vertrouwen. Dat in alles wat je vult, wat je bezighoudt, in beslag neemt, er diep van binnen in jou ook een plekje is, een open ruimte die heel blijft. Een open ruimte, het zou wat de bijbel noemt, onze ziel kunnen zijn, die maakt dat je nooit helemaal opgaat in wat op je afkomt. Een open ruimte waarin dat vertrouwen woont, dat je gedragen wordt, gekend, die er mee te maken heeft, dat je ruimte krijgt voor de A/ander. Dat plekje, waar je beseft dat je niet bang hoeft te zijn, hoe breekbaar en kwetsbaar dat vertrouwen soms ook zal zijn. Misschien kan ik wat ik bedoel duidelijker maken met een voorbeeld van een vrouw die mij hier in bijzonder inspireert. Etty Hillesum. Ik citeer een paar regels uit haar dagboek. Het is 30 mei 1942. “De kale stammen die langs mijn venster klimmen, zitten onder de groene blaadjes…vanuit mijn bed lag ik door mijn grote open venster naar buiten te kijken. En het was net weer of het leven met al z’n geheimen vlak bij me was, of ik er aan raken kon.Ik lag in de naakte armen van het leven en het was er zo veilig en beschut. En ik dacht: wat is dit toch merkwaardig. Het is oorlog. Er zijn concentratiekampen…ik weet van de gejaagdheid der mensen, ik weet van het vele menselijke leed dat zich stapelt en stapelt, ik weet van de vervolging en onderdrukking en willekeur en machteloze haat en veel sadisme. Ik weet het allemaal en blijf steeds oog in oog met ieder stukje werkelijkheid dat zich aan me opdringt. En toch…in een onbewaakt en aan mijzelf overgelaten moment lig ik opeens tegen de naakte borst van het leven en haar armen zijn zo zacht en zo beschuttend om me heen en hoe de klop van haar hart was kan ik nog niet eens beschrijven: zo langzaam en zo regelmatig en zo zacht, bijna gedempt, maar zo trouw, als nooit meer zullend ophouden en ook zo goed en zo barmhartig…”
“Ik zit oog in oog met jouw wereld God, en ontvlucht de realiteit niet in schone dromen, ik meen dat er plaats is voor schone dromen naast de wreedste realiteit, en ik blijf je schepping prijzen, God, ondanks alles. “
Hierin proef ik iets van vrijheid, die je niet uit jezelf haalt, maar die je gegeven wordt. Wat een troost, een zegen ook als je in die omstandigheden deze ruimte in jezelf mag ontdekken.
Is dit misschien ook de vrijheid die Paulus op het oog heeft als hij in zijn brieven het heeft over -in Christus vrij- zijn? Even kort iets over de achtergrond van deze brief. De aanleiding van deze brief is een verschil in mening tussen de christenen met een joodse en de christenen met een heidense achtergrond. De joodse christenen proberen de anderen hun joodse regels en wetten op te leggen. Hier gaat Paulus tegen in. Het is niet nodig zegt hij.
Bezorgd, struikelend over zijn woorden, vermanend en ook met humor, voert hij een pleidooi om de ‘in Christus ontvangen vrijheid’ niet in te ruilen voor slavernij, onderwerping aan de joodse wet. De vrijheid in Christus, zo betoogt hij, heeft niets te maken met regels, of voorwaarden waar je aan moet voldoen, het gaat om vertrouwen van binnen.
En dat vertrouwen, zo zegt Paulus dat wordt je gegeven. Geschonken. Wie zich toevertrouwt aan de weg van Christus, wie zich laat leiden door de Geest van Christus die is van binnen vrij. Dan hoef je jezelf en anderen ook niet aan banden te leggen…Die Geest die wil mensen bevrijden van de idee dat jouw mogelijkheden in het leven, jouw waardigheid zou worden bepaald door het feit of je Jood bent of Griek, Nederlander, Pool of Marrokaan, man of vrouw, homo of hetero. Niet wat je bent bepaalt je mogelijkheden, je waardigheid, maar dat jij een geliefd mens van God bent. ‘Niet meer mijn ‘ik’ maar ‘Christus’ leeft in mij’ zegt Paulus. Christus’ Geest, zou je kunnen zeggen, die mensen bevrijd van hun eigen volle ‘ik’, die zo goed weet wat hoort, wat jij maar vooral een ander moet doen, wat goed is en wat niet. Het gaat in geloven zegt Paulus om de Geest die het visioen aanwakkert, dat wij geroepen worden om mens te zijn, om lief te hebben, onze naaste als onszelf. Met heel ons hart, onze ziel, ons verstand en al onze kracht.Dat is leven in Christus, vrij zijn En daarmee is de vrijheid die Paulus verkondigt geen vrijblijvende vrijheid. Maar vrijheid in verbondenheid. Die vrijheid rekent af met wat oud is en voorbij is gegaan, en opent zich naar wat voor je ligt, naar wat komt. Die vrijheid geeft ruimte. Ruimte maken, voor God, is in de joods-christelijke traditie altijd ook ruimte maken voor de ander, voor andere mensen.
Werkelijke vrijheid, zo loopt als rode draad door heel de Schrift, is relationeel van aard.
God is niet vrij in de zin van willekeurig, of losbandig, maar in de betekenis van Be-vrijdend. Zo verhaalt de Schrift over God, als de dragende grond onder ons bestaan. Die uit chaos leven, ruimte schept…en tot mensen zegt: Jij bent vrij gemaakt, tot vrijheid bestemd en geroepen. En als er gezegd wordt in de Schrift Jij bent, betekent dat altijd: jij bent wordende, jij zult zijn. Je bent er naar onderweg...zo mens te worden, nooit helemaal af...
Het is een weg om te gaan. Samen. Jezelf en de ander, bevrijden uit angst, uit negatieve gedachten, uit eenzaamheid, uit alle denkbare vormen van onderdrukking, dat betekent leven naar Gods beeld. Volle vrijheid betekent volle verantwoordelijkheid nemen, voor je zelf, voor elkaar. Zoals Jozef dat doet, die de vrijheid heeft om te vergeven, om ondanks wat geweest is, nu zorg te dragen voor zijn broers. Vrijheid is ook zorgvuldig omgaan met elkaar,
de ander jezelf laten zien, durven zeggen: ik laat jou niet zomaar vallen, en ook: houdt mij vast…als ik dreig te vallen, iemand toelaten als hij voor jouw welzijn verantwoordelijkheid wil dragen. Want vrijheid gaat veel verder dan denken dat je je eigen weg door het leven wel kunt uitstippelen, dat je altijd zelf kunt kiezen wat je doet. Zo eenduidig is het leven helemaal niet. Niemand is volledig onafhankelijk en niemand onbreekbaar. Al het leven is kwetsbaar, en daarom ook geloof ik zo in de richting die de Schrift wijst: dat het goed doet als we verbindingen aangaan…in alle vrijheid, met mensen, met God. Trouw aan wie we zijn.
“Vrijheid”, zo antwoordde een uit ons midden en duidelijker kan ik het niet zeggen:
“Dat ik met mijn nieuwe heup en mijn twee stokken, voor het eerst de straat weer op ga, dat ik dan bekenden tegenkom,dat zij mijn naam noemen en mij vragen hoe het met me gaat!”
Dat wij ons zo in alle vrijheid mogen verbinden, opdat wij leven!