Is er een weg naar het visioen van vrede?
Preek naar aanleiding van Jesaja 2:1-5 en Matteüs 2:1-12
Paaskerk Baarn 8 januari 2012
Ds Marleen Kool

 

Op kerstavond sprak Annemiek Schrijver, in een speciale uitzending van het Vermoeden, met verschillende mensen over de betekenis van kerst en met name over  de betekenis van de woorden uit het evangelie ‘vrees niet, ik verkondig u grote blijdschap. Een van haar gesprekspartners had een klein kruisje bij zich. Hij had het lang geleden gekregen van een student, die kwam uit Ruwanda.

 

Deze student had daar de oorlog meegemaakt, en was zo getraumatiseerd dat hij niet gewoon stil kon blijven zitten, maar altijd trilde. Altijd was hij in beweging. Die oorlog had zich genesteld in zijn lijf en leden, die moest er uit. Maar hoe? Om hem heen lag het vol kogels. Hij raapte ze van de straat. Pakte een schaar en begon er kleine kruisjes uit te knippen. En die kleine kruisjes deelde hij uit. 

Dit is precies wat Jesaja voor ogen ziet: uit zoiets dodelijks als kogels, iets maken waar hoop uit spreekt:

zwaarden omsmeden tot ploegscharen. Kruisjes als teken van hoop; als troost, als hart onder de riem:

In een verwarde en verscheurde wereld ben je niet alleen. Er is een ander mogelijkheid van leven met elkaar, een mogelijkheid die zichtbaar is geworden in dat kleine kwetsbare kind, die Vredevorst wordt genoemd, Jezus van Nazareth.

Maar is er een weg naar dit visioen van vrede? Een weg die begaan baar is voor mensen zoals wij?

Soms even zie je er iets van, in zo’n jongen die die kogels omsmeed tot kruis, als teken van God die nabij is, tot in de dood, teken van leven, sterker dan de dood.

Ik zag afgelopen week beelden van een oude documentaire van Netwerk. Waarin ze een viertal bijzondere kinderen in beeld brachten. Kinderen die opgroeien in een wereld die weinig kansen bieden.

Flavia was daar, een oegandees meisje van 11 jaar oud, vader en moeder tegelijk voor haar twee broertjes. Haar ouders gestorven aan aids. Geld voor school was er niet. Ze werd voortdurend bedreigd door geweld…maar als een kleine beschermengel omarmde ze haar broertjes. Wij strijden voor een rechtvaardige wereld zei dat meisje. Hoe komt ze daar bij? Bij dat beeld, dat dat zou bestaan als er zo weinig in haar jonge leven is, wat dat geloofwaardig maakt? Hoe baant zo’n visoen zich een weg, dat het ook daar, vanuit de harten van die verwaarloosde kinderen op komt? Het moet ze ingegeven zijn, het is in ze blijkbaar. Ze straalden klein als ze waren onverzoenlijke hoop uit. De bijbel staat daar vol van, van verhalen, mensen die dat uitstralen: onverzoenlijke hoop. Hoop die zich niet verzoent met de feiten: die tegen de feiten indenkt en invoelt, tegen het bevel en het laatste woord van de machtigen der aarde in. Tegen de verdrukking in, reiken profeten visioenen aan. Zij zijn geen helderzienden, maar zien wel andere dingen…sporen van een andere mogelijkheid. Jesaja zag het helemaal voor zich- hoe de wereld er uit zal zien op de dag waar ieder mens misschien wel ten diepste van droomt. Die dag waarop hemel en aarde elkaar ontmoeten. Die dag waarop de zachte krachten het zullen winnen van de harde. Jesaja schreef: 

Eens zal de dag komen dat alle volken samen stromen, naar de berg van de Heer, naar het huis van Jacobs God. Geen volk zal meer leren en weten wat oorlog is. Zwaarden zullen worden omgesmeed tot ploegscharen...Huis van Jacob, kom, laat ons wandelen in het licht van de Heer!

Het is een kwetsbaar visioen, en er is veel wat tegen haar spreekt. Sla de kranten maar open of kijk maar goed om je heen, en je weet het.

Maar precies daarom begint Jesaja zijn trektocht naar het land van de vrede bij de tempel van God. Want als Hij ons de weg niet wijst, dan komt er van de duurzaamheid van onze wegen niet veel terecht, hoe mooi en hoopvol ze ook beginnen. Een droom heeft namelijk niet alleen het enthousiasme van ons hart nodig, maar ook de verankering in onze ziel. In datgene wat wij ten diepste zijn en in wat ons overeind houdt, welke winden er ook waaien. En daarom begint Jesaja zijn weg naar vrede bij de tempel van God.

Want zonder die God kan hij zich de weg naar vrede niet voorstellen. Wie moet je anders motiveren, als niets erop lijkt te wijzen dat je droom het zal houden? Wie houdt je droom levend, als dagelijkse beslommeringen hun aandacht eisen? Wie zal je kracht geven om, als het nodig is, over je eigen schaduw te stappen, om dienstbaar te blijven, om ongelijk en eigen fouten toe te geven, of om ruzies weer bij te leggen? We moeten daartoe gevoed worden. Soms even boven ons zelf uitgetild worden.

Op koers worden gebracht, en worden verleid om ons te verbinden aan een visioen tegen alle cynisme in.

Je zou (met Huub Oosterhuis) kunnen zeggen; de bijbel is een dagelijks kortgeding tegen die levenshouding die zich maar neerlegt bij hoe het gaat,of erger nog niet meer gelooft dat het anders kan. En de hoofdaanklager van dat cynische systeem, de advocaat van de slachtoffers ervan is GOD is eigen persoon. Hij roept, in Jezus wordt het zichtbaar, doe recht aan de armen, aan de kwetsbaren, de minsten der mensen, maak heel wat kapot is. Ga in vrede! Als een rode draad loopt het door de schriften heen, dat er altijd weer mensen zullen opstaan die het er mee wagen,met dat visioen van vrede, die koers houden ook als dat via een andere route is dan gebruikelijk, of burgerlijke ongehoorzaamheid vraagt, zoals in het verhaal van die magiers.  Nachten turen zij de hemel af, om het lot van de mensen te kunnen voorspellen, maar de ster die zij boven Israel hebben zien opgaan, maakt dat ze hun horoscopen in de steek laten, ze verlaten hun land, hun vadershuis, net als Abraham in lang vervlogen dagen en togen naar Jeruzalem. 

Hier neemt Mattheus dat visoen van jesaja op: dat uit alle streken mensen naar Jeruzalem zullen komen, het hart van die wereld. Waar is het kind geboren, deze koning van de Joden, die vredevorst genoemd wordt? Zo vragen ze aan koning Herodes. Hij schrikt, hij is ontzet.De magiers willen geschenken geven aan dit kind, ze willen voor dit kind door de knieen gaan,  de macht over hun leven uit handen geven, maar koning herodes die moet daar niet aan denken, die wil niets uit handen geven, en ook niet dat anderen voor een andere koning zouden buigen dan voor hem. Bekomen van de eerste schrik vraagt Herodes hen  terug te komen om te vertellen waar ze het kind gevonden hadden, zodat ook hij het kon begroeten en eren. De huichelaar,hij wilde helemaal niet aanbidden, maar aanbeden worden. Waarom moesten die magiers nou zo nodig via Jeruzalem reizen, vraag je je af?Nu maken zij die slapende hond van een Herodes wakker.Het komt allemaal door die ster die zij zagen, die ster leidde hen om. Die ster is geen astrologische ster, deze ster vertelt een verhaal, het is een   theologische ster: het verhaal van deze ster vertelt, dat deze ster niet aan Jeruzalem voorbij wil gaan…want Israel is en blijft de geroepene om de volken der aarde, de weg naar Gd te wijzen.

Maar Jeruzalem liet het afweten. Godzijdank biedt de hemel uitkomst, de magiers volgen de ster en die brengt hen bij het kind. Daar schenken de magiers het kind, de gouden schat van hun leven, de wierook symbool van overgave en gebed, en de mirre, de geurige olie waarmee doden worden gebalsemd, teken van hun versterving, er spreekt grote wijsheid uit hun geschenken, daarom worden zij ook wel de wijzen uit het oosten genoemd… In een droom worden ze  gewaarschuwd, niet terug te keren naar Herodus, ze weken zij uit en gingen zij via een andere weg terug naar huis. 

En dat is maar goed ook, zo dankzij de Geest en met een beetje burgerlijke ongehoorzaamheid, kon hun grote vreugde worden gedeeld met heel de wereld.

Dat is de ook schoonheid van het visioen van Jesaja wat Mattheus opneemt: dat het meer omvat dan je eigen geluk alleen: het is bestemd voor heel de wereld…die boodschap van vrede, die Gd mensen schenkt, die zichtbaar wordt in een kwetsbaar kind. Een godsgeschenk…maar een kind vraagt wel de goede zorg en liefde, beschikbaarheid van mensen om hem heen. Groter geworden zien we hoe dit Godsgeschenk er van leeft, van dat visioen van vrede, dat in hem is gelegd en door hem heen gaat.

Het is een alles omvattend visioen: wapens omgesmeed tot ploegen, tot dingen waar je iets goeds mee kunt doen;maar ook: de cynische rede en het eeuwige egoïsme,

omgesmeed tot hoop en solidariteit;het omvat al onze verbanden; blijven geloven dat wat kil is geworden, waar we van elkaar verwijderd zijn geraakt, kan worden omgevormd in warmte en een andere verhouding waarin je toenadering zoekt tot elkaar. Dat eenzaamheid wordt verzacht, onze gebroken relaties heel worden, dat je met jezelf in het reine komt dat angstige gedachten tot de orde worden geroepen,

dat je opnieuw geboren kunt blijven worden tot je honderdste...dat alles omvat het visioen van vrede.

Het wordt gewekt, het sterft in mensen en het herleeft in mensen, en je mag het altijd weer ontvangen, als genade. …Dat het zo mag zijn.