Niemand doet kwaad, niemand sticht onheil... 
Preek over  Jesaja 65: 17 - 25 en Rechters 9: 6 - 15
Paaskerk Baarn, 4 december 2011
Ds. C. Kruijswijk Jansen


De zondag nadat we terug zijn van onze studiereis naar Israël en Palestina wordt Jesaja 65 gelezen. “Zie, ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Niemand doet kwaad, niemand sticht onheil op heel mijn heilige berg, zegt de Heer”. Ik zie de muurschildering weer voor me in Hebron. Twee verspieders torsen een enorme druiventros op hun schouders als symbool van het beloofde land. Hebron ligt op de Westbank en is een Arabische, Palestijnse stad. In het centrum ligt een Israëlische nederzetting. 400 Kolonisten worden beschermd door 4000 Israëlische soldaten. De muurschildering tref ik aan op de muur in de nederzetting, symbool van het beloofde land.

We spreken Bob Lang, een orthodoxe Jood in de nederzetting Efrat, gelegen tussen Bethlehem en Hebron.  Zijn ouders vluchtten in 1938 uit Duitsland naar de Verenigde Staten. Bob woont sinds de jaren zeventig in Efrat. Hij benadrukt hoe belangwekkend Israël voor hem, voor alle Joden is. “Het is ons land, wij zijn het uitverkoren volk”. Zijn uitspraken worden ondersteund door Tanja, die ons rondleidt in het Holocaustmuseum in Lochamei ha Geta’ot in het noorden van Israël. De nederzetting Lochamei met museum is gesticht door de overlevenden van het getto in Warschau. “Om de pogroms en de concentratiekampen te ontvluchten móesten wij een land hebben om veilig te wonen. Nergens waren wij veilig de eeuwen door. Bovendien, is land was leeg toen we hier kwamen.”

Maar het land was niet leeg in 1948. Er woonden al mensen, Palestijnen. Zij woonden hier al generaties lang, al eeuwen, óók nazaten van Abraham. Weer komt de muurschildering in Hebron me voor de geest. Waar ligt eigenlijk het beloofde land, wie is toch het uitverkoren volk? Als je in de bijbel de passages opzoekt, blijkt dat het beloofde land altijd gevuld wordt met recht doen en vrede zoeken, zoals we zongen in psalm 85: ‘dat recht en vrede elkaar ontmoeten in een kus’. In het beloofde land ben je veilig en geborgen, daar mag je leven. Het uitverkoren volk maakt er de heilzame dienst uit. ‘Uitverkoren’ is niet zomaar een kwalificatie, het hoort bij mensen die recht doen en anderen respecteren. Johannes de Doper zei bij zijn optreden al dat je je niet zomaar kunt beroepen op zoon of dochter zijn van Abraham: je moet wel vrucht dragen! De apostel Paulus scherpt dat nog eens aan: “Jullie zijn uitverkoren tot dienst!” De termen Beloofd Land en Uitverkoren volk zijn dus eigenlijk werkwoorden: er wordt iets van je gevraagd, het moet zichtbaar zijn in je handen, voeten en je hart. Je zou kunnen zeggen dat Beloofd Land en Uitverkoren volk overal op aarde is waar mensen in naam van God recht doen en vrede stichten. Dus ook in Israël of Palestina, en op alle andere plekken op aarde waar mensen leven zoals God het bedoeld heeft.

Het is zo begrijpelijk dat Bob Lang en Tanja benadrukken dat zij een veilig land nodig hebben om in te wonen, een land waar niemand kwaad doet en niemand onheil sticht. Terecht zeggen zij dat. Het probleem is dat het land niet leeg is als zij er komen wonen.

Het land was niet leeg. Cedar Duabys, Christen-Palestijn woonde er al. In 1948 vlucht zij uit haar huis in Haifa, tot op vandaag staat het leeg, midden in een door alle Palestijnen verlaten woonwijk. Nooit zal zij mogen terugkeren. Vluchteling werd zij. Alles heeft zij verloren, vertelt ze ons. Haar bezit, haar welvarende omgeving in Haifa, waar zij in vrede met haar Joodse buren woonde. Haar identiteit is zij kwijtgeraakt. Ze waren mensen met een positie, met een bloeiende kerk, nu zijn zij tweederangs burgers, door Israël en de Arabische buurlanden niet gewenst. En haar geloof raakte zij kwijt. Iedere zondag lazen zij de Bijbel, dat God een God is van mensen, hen niet aan hun lot overlaat. “Als God er alleen maar is voor Joden en hen alleen het land belooft, wie is God dat voor ons? Waar is God??” Zij hervindt haar geloof door zich als lezer te identificeren met wie wordt aangesproken in de bijbel. Ook zij is als degene die in Egypte als slaaf wordt onderdrukt, ook is als degene die door Mozes wordt uitgeleid. Tijdens de preekbespreking afgelopen week zei iemand iets dergelijks: “Ik heb ook geleerd om zo de Bijbel te lezen. Als er staat ‘De Heer is mijn herder’,  dan geldt dat ook mij, God is ook mijn herder!”. Cedar zou dolgraag in vrede willen leven met haar Joodse broeders en zusters, zoals de wolf en het lam, en de leeuw en het rund: in vrede.

Het land was niet leeg. Als er vanaf 1897, en intensiever na 1948, en nog heviger na 1967 Israëlische nederzettingen worden gebouwd, ligt het land al bezaaid met Palestijnse dorpen en steden. Vele van deze dorpen en steden worden nu omgeven door nederzettingen. Meestal is het begin een paar stacaravans. Al snel staan er meerdere waardoor het een nederzetting wordt, voorzien van elektra en water. Illegaal of niet, er komt een hek omheen met een militaire wachtpost, zodat de nieuwe kolonisten beschermd kunnen worden tegen hun Palestijnse buren. Om de nieuwe nederzetting wordt een brede strook land tot Groene zone verklaard. Daar mag niemand meer komen, geen land bewerken, geen lijfbomen snoeien of de vruchten plukken. Als de Groene strook drie jaar braak ligt, wordt de Israëlische Staat automatisch eigenaar, land mag immers niet braak liggen. Het wordt toebedeeld aan de nederzetting zodat het bebouwd en bewerkt kan worden. Structureel worden de nederzettingen per drie jaar groter en raken de dorpen en steden steeds meer in de verdrukking. Hoe mooi zijn de woorden in Jesaja 65, om huizen te bouwen waar je zelf in mag (blijven) wonen, en wijngaarden planten en zelf van de opbrengst (blijven) eten.

Het land is niet leeg. Er wonen kinderen die ook geboren zijn ‘om honderd jaar te worden’, kinderen met een toekomst dus. Maar er is zo weinig toekomst voor hen, zo weinig perspectief. Als ze nu over de heuvel naar school lopen langs de nederzettingen, worden ze regelmatig lastiggevallen en bedreigd door de kolonisten, zo erg dat internationale waarnemers hen moeten beschermen. En als dat niet voldoende is moet een politie escorte hen dagelijks begeleiden.

Mensen raken afgemat omdat ze omwegen moeten maken. De wegen die de nederzettingen verbinden zijn verboden voor Palestijnen. De gewone wegen worden regelmatig geblokkeerd door militairen met grote betonnen blokken, zogenaamde roadblocks, of door kolonisten met grote rotsblokken. Kilometers moeten mensen omrijden.

De ouders van Cedar Duabys leefden in Haifa in vrede met hun Joodse buren. Zondags vierden zij hun kerkdiensten en voeren er wel bij. Nu bekruipt velen de angst dat ook dat andere woord in Jesaja 65 bewaarheid wordt: ‘Wat er vroeger was, raakt in vergetelheid, het komt niemand ooit nog voor de geest’.

In de kindernevendienst wordt de fabel van Jotam verteld, over de bomen die een koning zoeken en dan uitkomen bij de doornstruik. Het is richterentijd, Gideon is overleden. Gideon had zeventig zonen. Eén van hen, Abimelech, maakt al zijn af zodat hij koning kan worden, alleen Jotam ontsnapt. Als Abimelech is gekroond door de bewoners van Sichem, roept Jotam zijn fabel uit over Sichem: jullie koning is als een doornstruik met puntige doorns. Onder zijn takken is het slecht schuilen! De fabel is een waarschuwing: wees op je hoede voor wie je over je aanstelt. Het is de tijd van de Richteren, de overgangstijd van het regeren door God of door een mens. Weet wat, wie je kiest! Vest op mensen geen betrouwen! Het probleem is dat het nooit zonder mensen kan, er moet toch iemand zijn die leiding wil geven. Als het dan maar iemand is die met recht en vrede regeert.

Gelukkig zijn zulke mensen er, de eeuwen door, ook in het huidige Israël!. Joodse Rabbijnen hebben zich verenigd in Rabbis for human rights. Zij zijn te vinden bij de bijna dagelijkse uithuisplaatsingen van Palestijnen en het bulldozeren van hun huizen. Ze vormen een cordon, of gaan voor een bulldozer liggen om de vernieling te vertragen of af te blazen. Wij spraken een rabbijn die enige malen in de gevangenis heeft gezeten omdat hij zijn solidariteit betuigde.

We spraken met Jonathan, een orthodoxe Joodse soldaat. Drie jaar had hij gediend, standplaats Hebron, de moeilijkste plek om je militaire dienstplicht te vervullen. Na zijn diensttijd geeft hij opening van zaken, wat het betekent voor dienstplichtigen  en voor het land om bezettende macht te zijn. Openheid over hoe weinig een mensenleven gaat tellen als je dag in dag uit met mensen solt, hoe weinig bezit van een ander er toe gaat doen als je dagen achtereen huizen vernielt bij huiszoekingen e.d. De organisatie ‘Breaking the silence’ documenteert en legt bloot omdat het anders moet, humaner.

Over de orthodoxe Jodin Dahlia Eshkenazi schreef ik al eerder in het kerkblad. Zij kwam in 1948 met haar ouders uit Bulgarije en vond in het huis in Ramla waaruit de Palestijn Bashir verdreven was een veilige haven. Nu ze beiden ouder zijn geworden hebben ze het ouderlijk huis omgevormd tot een kindertehuis waar Israëlische en Palestijnse kinderen samen kunnen opgroeien.

De Palestijnse aartsbisschop Elias Chacour maakte indruk op ons. Als hij acht jaar is, komen de Israëlische soldaten op zijn dorp af. Vader Chacour stelt zijn kinderen gerust: “Het zijn mensen die de afgelopen jaren heel erg getraumatiseerd zijn door Europa. We moeten hen vriendelijk en gastvrij ontvangen, het zijn immers onze broeders en zusters: wij zijn allemaal zonen en dochters van Abraham”. Hij zet de Israëli’s een feestmaal voor, ze mogen in zijn huis wonen, in hun bedden slapen. Maar na veertien dagen wordt het gezin het huis uitgezet en het dorp uitgejaagd. Nooit zullen zij terug kunnen keren. Vader Chacour heeft tot zijn dood volgehouden vredelievend over Israëli’s te praten: “je moet van ze blijven houden, het zijn je broeders en zusters”. Elias Chacour is nu aartsbisschop van de Grieks-Katholieke kerk en draagt in zijn werk nog altijd de vredelievende boodschap van zijn vader uit.

Er zijn gelukkig vele namen te noemen van mensen die zoeken naar recht en gerechtigheid en een menswaardige manier van samenleven. Ik zie de muurschildering in Hebron voor me, het symbool van het beloofde land. Hij staat aan de Israëlische kant van de muur. Hoe mooi zou het zijn als hij ook aan de Palestijnse kant van de muur stond. Palestijnen en Israëli’s hebben immers precies hetzelfde verlangen: om in een land te wonen waar je veilig en geborgen bent. Nog mooier zou het zijn als die muur omver ging, zodat de tekening op straat komt te liggen en je er overheen kunt lopen: zodat je er door gedragen wordt, door dat visioen van belofte. “Niemand doet kwaad, niemand sticht onheil” Zou het ooit waar zijn?

Amen.