Als een hand je vasthoudt, gaat geen zee te hoog
Preek over  Mattheüs 14: 22 - 33
Paaskerk Baarn, 28 augustus 2011
Ds. C. Kruijswijk Jansen

 

Een ouder echtpaar wil nog eens met de kinderen praten. Over hun huisvesting, ze wonen nog zelfstandig, maar hoe moet het verder als een van de twee wegvalt? Eigenlijk willen ze nog over iets anders praten, over wat er van ze geworden is. Hebben we ze iets mee kunnen geven? We willen zo graag dat ze net als wij een houvast hebben. Wat hebben we overgebracht aan levenskunst, aan geloof? Ze beseffen hoe kwetsbaar zo’n gesprek is. Zo praten we niet vaak, het maakt onzeker.

Ja wat is de essentie van het leven? Wat kun je en wil je meegeven? Die vraag kwam ook aan de orde in het gesprek met de doopouders. Wat wil je je kind meegeven? Dat je er mag zijn! Dat je er on-voor-waar-de-lijk mag zijn, dat er niemand is die aan je bestaan twijfelt. Jij bent geworden uit twee mensen die van elkaar houden, zij gaan aan jou vooraf en nu houden zij van jou! Zo ben je als ouder de afspiegeling van God die aan jou vooraf gaat, die van je houdt en je draagt.

Tegelijk besef je hoe onvoorspelbaar het leven is. Er zijn zoveel wissels en overgangen die je moet nemen om volwassen te worden. Het leven is zo breekbaar. En tegelijk zo niet vanzelfsprekend.De raakt zomaar zwanger, zo vanzelfsprekend, en bij de ander lukt het maar niet, nooit. Voor de een is alles zo gezond als maar kan, de ander gaat gebukt onder zorg en angst omdat het allemaal met zoveel risico is omgeven. Je voelt de pijn als het leven niet wil, als er geen nieuw leven wil ontstaan, of als het nieuwe leven met zoveel beperkingen is omgeven. Een kind ‘nemen’ getuigt van onnadenkendheid. Wij nemen geen kind, er valt niets te nemen. Het maakt je bescheiden.

Het maakt je ook bescheiden als je beseft dat er mensen zijn die niét in liefde zijn ontvagen en geboren, mensen die al vanaf de conceptie niet gewenst zijn. Dat niet gewenst zijn werkt vaak een leven lang door. Leven is zo kwetsbaar!

Misschien dat daarom wel de doopouders kozen voor het bijbelverhaal dat een paar weken geleden ook aan de orde was, over Jezus die over het water loopt. Of boeiender nog: Petrus loopt over het water. Dat Jezus over het water loopt kunnen we ons vanuit onzer traditie nog wel voorstellen, maar Petrus! Over het water lopen heeft met het leven te maken. Als je over het water kunt lopen dan kun je ook leven. Het heeft met leren leven te maken. Wat mooi om dát aan je kind mee te geven!

Jeroen Zijlstra maakte er een mooi lied over dat straks gezongen gaat worden: “Over water’, dat je het water gaat vertrouwen. Herman van Veen maakte er jaren geleden een liedje over, Susanne, over Jezus, de visser die het water wel vertrouwde. Het water kun je vertrouwen als je beseft dat je in het water bent begonnen, in het vruchtwater van de baarmoeder. In de geborgenheid van de baarmoeder ligt het begin van het vertrouwen. Daar heb je gezwommen, daar ligt het begin om te leren zwemmen in de grote wereld.

De grote wereld wordt wel getekend met: duisternis en nacht, met wind en golven. Daar moet je leren vertrouwen. Hoe breng je nu dat oerbesef over dat je er zijn mag, zo onvoorwaardelijk zijn mag, dat zelfs als iedereen je in de steek laat, je het oerbesef blijft hebben dat God je vast houdt?!

In het bijbelverhaal van de overtocht is het Jezus die je vastpakt: “Kom, geef me je hand”. Zo wordt Jezus getekend als het gelaat van God, van God die je vasthoudt, altijd. Als je vraagt hoe je dat oerbesef kunt overdragen, is de vraag: wie is als het gelaat van God in jóuw leven? Wie geeft jou een hand, zodat je het leven leert leven? Ik moet nog vaak denkien aan de twee ouderlingen die catechisatie gaven omdat er geen predikant was. Het boekje dat ze moesten behandelen snapten ze zelf niet zoveel van. Het werd m’n beste catechesejaar omdat we zelf mochten zeggen wat we er van vonden. We raakten aan de praat over wat ons bezighield, intens. 

Ook meester Bergsma staat op m’n netvlies. Het wordt verteld door de wetenschapper van den Beukel in het boek ‘De dingen hebben hun geheim’. Het speelt in de oorlogsjaren 1943-43 in Delft. Meester Bergsma zit op een ochtend met de tranen op z’n wangen achter z’n lessenaar als de kinderen binnenkomen. Beschroomd gaan ze zitten. Dat vertelt de meester dat zijn zoon Folkert in het verzet heeft gezeten. Door de Duitsers werd hij gevangen genomen. Gisteren is hij gefusilleerd. Dan pakt hij een krijtje en schrijft een lied op het bord: “Jezus ga ons voor, deze wereld door, en U volgend op uw schreden gaan wij moedig met U mede. Leid ons aan uw hand naar het vaderland”. En nog drie coupletten daaronder.  En daaronder  schrijft hij: lievelingslied van Folkert Bergsma, gefusilleerd door de bezetter… ‘We gaan het nu samen zingen’, zegt hij. Van den Beukel is dat nooit vergeten, hij heeft het geloof behouden!

Een kerk kan een hele inspirerende catechese organiseren, de school kan een zeer inspirerende leerkracht leveren, toch ligt de bron elders. De redactie van ons kerkblad Paaspartout heeft niet voor niets een artikel in het laatste nummer opgenomen dat de bron thuis ligt. Als vader of moeder ben je bron van het oerbesef. Je bent bron als je met elkaar praat over wat je écht van belang vindt, dat je open en kwetsbaar durft zijn, zodat je de gelegenheid geeft om te kunnen vertellen wat je bezig houdt, ook over wat je gelooft of niet gelooft diep van binnen. En dat je met elkaar bidt, hardop, en onder woorden brengt waar je angst zit, en waar je vreugde. En dat je de bijbelverhalen met elkaar blijft lezen en naar de kerk gaat. De regelmaat is zo belangrijk, net als de regelmaat van eten en drinken.

Niet dat dat gemakkelijk is. Het leven gaat zo vlug, er wordt zoveel van je gevraagd. Geloven is in onze tijd naar de marge geschoven, geloven mag, maar in je privé. Bovendien is het zo eng om jezelf bloot te geven. Iemand zei: ”Hardop bidden kan ik niet”. Ach, het zit ook niet alleen in woorden. Het is zo belangrijk om in je houding te laten merken dat je van waarde bent, om met je gedrag te laten merken dat je tijd wilt hebben voor elkaar! Je moet dat allemaal wel doen, want als je thuis niet leert leven, niet leert geloven en vertrouwen, waar leer je dat dan wel??

Ik wil nog iets zeggen over dat verhaal van de overtocht over het meer. Ze zijn nooit aan de overkant gekomen. Ik heb de atlas er nog eens bij gepakt. Ze zijn een stukje boven Genesareth van wal gegaan en een stukje onder Genesareth weer aan land gekomen, een soort zwerftocht langs de westkant van het meer. Ik zie daar wel een mooie symboliek in: Leren vertrouwen op het leven betekent niet dat je aan de overkant moet komen,  vooruitgang moet boeken, dat je voorspoed hebt, carrière maakt, aanzien krijgt. Nee, de waarde zit in dít moment van leven. Dit, wat nu aan bod is, is van waarde.

Gezondheid of ziekte, rijkdom of armoede, vruchtbaarheid en onvruchtbaarheid: het zijn zaken waarmee je leeft, moet leven. Daar moet je mee leren omgaan. Maar daaronder zijn Gods handen die je dragen. Of om een ander beeld te gebruiken: daaronder is de bron waaruit je zult drinken, of nog een ander beeld: daaronder is de rots waarop je kunt steunen, waar je bescherming kunt vinden als je moe bent. Dát leert je leven, dát leert je lopen over het water. Als je dát beseft gaat geen zee te hoog. Als er een hand is die je vasthoudt, gaat geen zee te hoog!

Amen.