Doe maar, het komt goed
Preek over  Johannes 2: 1 - 11
Paaskerk Baarn, 16 januari 2011
Ds. C. Kruijswijk Jansen

Het is 1935. De dichter Martinus Nijhoff staat op een dood punt. Is hij opgebrand, leeg? Of is het z’n huwelijk dat uitgeblust lijkt? Hij schrijft het gedicht ‘Impasse’:

Wij stonden in de keuken, zij en ik.

Ik dacht al dagen lang: vraag het vandaag.

Maar omdat ik mij schaamde voor mijn vraag

wachtte ik het onbewaakte ogenblik.

Maar nu, haar bezig ziend in haar bedrijf,

en de kans hebbend die ik hebben wou

dat zij onvoorbereid antwoorden zou,

vroeg ik: waarover wil je dat ik schrijf?

Juist vangt de fluitketel te fluiten aan,

haar hullend in een wolk die opwaarts schiet

naar de glycine* door het tuimelraam.                           * glycine = gouden regen

Dan antwoordt zij, terwijl zij langzaamaan

druppelend water op de koffie giet

en zich de geur verbreidt: ik weet het niet.

Je ziet ze in de keuken staan: ‘Wat wil je van me?’, ‘Wat hebben wij samen?’, ‘Wat is er tussen u en mij?’ Hij voelt zich leeg, de wijn is op. Radeloos en verslagen. Negen maanden later, 1936, zien we hem opnieuw in de keuken. Heeft hij zich herpakt? In ieder geval is er iets veranderd. Weer neemt hij het gedicht ‘Impasse’ ter hand, maar hij wijzigt het daar waar de fluitketel begint te fluiten:

(…)

Juist vangt de fluitketel te fluiten aan.

Weer is dit leven vreemd als in een trein

te ontwaken en in ander land te zijn.

En zij antwoordt, terwijl zij langzaam-aan

het drup’lend water op de koffie giet

en damp geur wordt: een nieuw bruiloftslied.

Het leven is weer gaan stromen, er zitten weer gedichten in zijn hoofd, er is weer leven in zijn huwelijk. De uitdrukking  ‘Wat is er tussen u en mij’ komt uit het verhaal van de bruiloft in Kana. We vinden hem ook in het verhaal van de weduwe van Sarfath in 1 Koningen 17. De weduwe heeft een zoon die plotseling sterft. Alles valt weg, radeloos is zij, weg is de glans van haar leven, het is voorbij. Radeloos roept zij tot de profeet Elia “Wat is er tussen u en mij?” Ook daar gaat het leven weer stromen als de jongen tot leven wordt gewekt.

In Kana is de wijn op, het feest dreigt in het water te vallen. Leeg en verslagen. Wat mooi had moeten zijn mislukt. De moeder zegt tegen de zoon “de wijn is op”. Daarmee drukt zij de verslagenheid uit. De zoon zegt tegen de moeder “Vrouwe, wat wilt u van me?”, “Wat is er tussen u en mij?”  Je voelt de vervreemding tussen die twee. Ook hier herpakt zich het leven als de bronnen weer gaan stromen.

U moet eens letten op de moeder. Ze zegt twee dingen: “De wijn is op”, en “Doe al wat Jezus zegt, wat het ook is”, oftewel “Het komt goed”. In de leegte van dat moment blijft zij vasthouden aan de belofte. Misschien hoort dat bij een moeder, om te blijven leven bij de bron. Het doet  me denken aan die andere moeder waarover  Nijhoff ook spreekt. Hij ging naar Bommel om de brug te zien. Als hij dan in het gras ligt komt er een boot door de brug gevaren. Aan het roer staat een vrouw psalmen te zingen.

 

“O, dacht ik, o dat daar mijn moeder voer!

Prijs God, zong zij, Zijn hand zal u bewaren”

Een moeder die put uit de bron. Ik denk aan m’n eigen moeder. Ze streelt me over m’n rug, als een gebaar van intimiteit en moed, “toe maar, je kunt het wel”.

Er is geen bruid in Kana, wel is er een moeder. De moeder als spreekbuis van de bruid: “de wijn is op”, waarop Jezus zegt: “Vrouwe, wat is er tussen u en mij?” Zij is niet zomaar z’n moeder. Zij die weet van de bron staat voor het volk Israël, zij is de spreekbuis van Israël. Je vindt de sporen terug in het Oude Testament dat Israël met vrouwe wordt aangeduid: ‘Jonkvrouw Jeruzalem”, “Dochter van Sion”. ‘Moeder”, ‘Vrouwe’ staat voor Israël, voor het volk dat leeft van Gods beloften: “Doe maar al wat hij zegt”, “Kome wat komt”.

De kerk neemt dit over als er sprake is van de ‘Moederkerk’. De moeder van Jezus, Maria is symbool voor de kerk, voor alle gelovigen: haar geloof, haar vertrouwen, haar trouw, haar putten uit de bron is ons voorbeeld. De pastoor met wie ik samen een huwelijksdienst leidde, gaf daar een mooie inhoud aan. De bruid zou in de viering naar het Maria altaar gaan om te bidden om de kinderzegen. De pastoor stelde voor dat ook de bruidegom mee zou gaan. Niet de kinderzegen zou hun gebed zijn maar de trouw. “Zoals Maria haar leven lang trouw is geweest aan Jezus, wees zo trouw aan elkaar; laat dat jullie gebed zijn”. Weer zie ik ze de kerk doorlopen naar het Maria altaar, hevig geëmotioneerd, heel intens. Knielen en bidden om trouw te zijn aan elkaar.

In Kana worden de reinigingsvaten gevuld met water. De reinigingsvaten zijn het symbool van de Wet van Mozes, de Tora, de wegwijzer ten leven, de Bron van het leven. Jezus brengt mensen in al hun verslagenheid terug bij de bron, bij de beloften aan Abraham, Izaäk en Jacob. God is trouw aan mensen. Hij doorbreekt hun leegte. In Kana wordt water wijn, in een immense hoeveelheid. Wijn is het teken van de Messiaanse tijd: het is goed zo. Het vertrouwen van de moeder wordt niet beschaamd.

Soms lijkt de bron zo ver weg, zo ver dat de leegte je radeloos maakt en verslagen, onzeker. Toch blijft de belofte. Die belofte resoneert in de woorden van de moeder “Doe maar, het komt goed”. Dat geeft Maria ons mee.

Je wilt iets meegeven aan anderen, aan je kinderen. Ik sprak er deze week over met de doopouders, dat je kind oog krijgt voor de bron. Daarom wil je ze christelijk opvoeden, een relatie met de bron, dat ze liefde en geborgenheid leren kennen, en leven met verwondering, met vertrouwen en rust. En dat ze van daaruit er kunnen zijn voor anderen, dat ze leven met normen en waarden waar de bijbel vol van is. Je hoopt dat ze de verwondering leren kennen die ook in Kana opklinkt: “Het beste is tot het laatst bewaard!” De verwondering dat het goed komt. ‘Wie je ook bent, jij komt goed’. Je hoopt dat ze rust vinden in de chaos van het leven, en de kracht zullen hebben om het leven onder ogen te zien.

Ik zie nog vaak de man voor me die ik ontmoette op de Intensive Care. Daar lag hij al heel lang, veel te lang. Uitgeput raakte hij, aan het eind van z’n krachten. Ik vroeg hem “Is de wijn op?” Een week later kwam ik weer. Hij aanmerkelijk beter uit z’n ogen, hij had weer moed gevat. Het verhaal van het wijnwonder van Kana had in die week z’n werk gedaan. Leven vanuit de bron geeft leven. Doe dat maar, want het komt goed.

Amen.