U gaat toch mee?!
Preek over Exodus 33:11-23 en Mattheüs 4:1-11
Paaskerk Baarn, 13 maart 2011
Ds. C. Kruijswijk Jansen
De afgelopen weken heb ik met vrees, maar ook met bewondering gekeken naar de mensen op de pleinen in Tunesië, Egypte en nu in Libië. Wat een lef om de straten op te gaan en meer vrijheid af te dwingen. Maar de berichten uit Libië verontrusten, daar worden gewone mensen weggevaagd als lastige insecten. Ik heb mij de afgelopen weken afgevraagd wat ik zelf zou doen als ik daar woonde. Zou ik mee gegaan zijn de pleinen op? Of zou ik afwachten tot het achter de rug was en dan voor de dag komen en me aansluiten? En wat zou u gedaan hebben?
Als je op YouTube ‘The tank man” intikt, dan kom je terecht in 1989 op het Plein van de hemelse vrede in Peking in China. Daar zijn grote demonstraties aan de gang voor meer vrijheid en bewegingsruimte. Meer dan 250.000 mensen hebben zich op het plein verzameld. Ook daar heeft de overheid bikkelhard ingegrepen. Met tanks en militairen zijn de mensen verdreven. Op YouTube zie je een colonne tanks het plein oprijden. Ineens springt er een man voor, donkere broek en wit overhemd, twee tassen in z’n handen. Hij staat voor de eerste tank. Die stopt en wijkt dan naar rechts. De man springt naar rechts, de tank stopt en wijkt dan naar links. Weer springt de man ervoor. Hij stopt de colonne! Hij klimt zelf even op een tank. Wat er van hem geworden is weet ik niet, maar het einde op dat plein is afschuwelijk. Tussen de 1500 en 3000 doden zijn er gevallen.
Als je de beelden ziet van toen en nu, dan besef je des te meer dat het leven waardevol is, de moeite waard om voor te vechten. De vraag is wat je in je eentje kunt aanrichten. Steeds weer komen die fundamentele woorden uit de bijbel bovendrijven: “Het is niet goed dat de mens alleen is”. Mensen hebben mensen nodig. De vraag is altijd weer: Wie trekt er met je mee? Wie is je maatje?
Die vraag is al zo oud als de wereld. Bij Mozes speelt het, als er een crisis ontstaat in de woestijn van zijn leven. Omdat iedereen dacht dat hij dood was, zochten de mensen een nieuwe leider, en omdat ze dachten dat God afwezig was, maakten ze een eigen god, het gouden kalf. Als Mozes dan helemaal alleen komt te staan, vraagt hij God: “Als u niet meegaat, laten we dan niet vertrekken”. Zonder mensen kun je immers niet. Ten diepste kun je niet zonder God!
Maar hoe weet je nu dat God met je is? In het bijbelverhaal laat God zich van achteren zien. Mozes moet zich in de rotsspleet verschuilen als God voorbijkomt. Pas als God voorbij is, ziet Mozes hem op de rug, van achteren. De predikant Klaas Hendrikse wijdt er in zijn boek ‘Geloven in een god die niet bestaat’ mooie woorden aan, dat je God van achteren ziet. Achteraf, zegt hij. Als Hendrikse ’s avonds de dag overdenkt, dan ziet hij de ontmoetingen weer voor zich, waarin God oplichtte. “Dank u wel God”, zegt hij dan, ‘dank u wel dat ik u van achteren, achteraf heb mogen zien.
Altijd gaat het zien van God via mensen. Zo was dat voor die mens in het badhuis Bethesda. Al 38 jaar lag hij daar, hij had geen mens. Totdat Jezus voorbij kwam, toen had hij een mens die een God voor hem was. En daarom zijn wij in deze veertigdagentijd betrokken bij het Filippijnse volk van Mangyan en steunen de projecten. Om hen tot een God te zijn. En daarom is pastoraat zo van wezenlijk belang, dat mensen zich kunnen uitspreken over incest in hun familie, of over kanker die een zoon treft. Je kunt het niet oplossen, maar je kunt het wel met elkaar delen. Je moet immers verder, en moed verzamelen!
In de preekvoorbereiding vroeg ik deze week aan de mensen: “Wie trekt er met je mee? Wie is je maatje?” Direct zei iemand: “Dat is God, dat voel ik al m’n hele leven!” Een ander sprak over een hand op je schouder, of een woord dat iemand tot je spreekt, waardoor je weer verder kunt. Een dere zei: “Zelfs als er niemand is, dan kan er zomaar een gedachte komen, of een verhaal, dan put je uit je bagage”. Ja zo werken bijbelverhalen. Die heb je opgeslagen en vergezellen je en tonen hun kracht op soms onverwachte momenten.
Je vind het bij Jezus, in de woestijn van zijn leven. Drie verzoekingen die gekoppeld worden aan drie verhalen uit zijn geloofstraditie, uit het Oude Testament. De eerste verzoeking is om van stenen brood te maken. Dan antwoordt Jezus: “Niet van brood alleen leeft een mens, maar van alles wat uit de mond van God uitgaat”. Dat is een bijbelcitaat uit het boek Deuteronomium. Het slaat op het moment dat het volk Israël zal verhongeren in de woestijn, er is geen brood meer. Dat wordt het Manna gegeven: als teken dat we niet bij brood alleen leven, maar leven van al wat God uitgaat. Het manna is het teken dat God een mens doet leven.
De tweede verzoeking is om van het dak van de tempel te springen. De engelen zullen je immers wel opvangen, zo is het verwoord in psalm 91. De reactie van Jezus is “Gij zult de Heer uw God niet verzoeken”. Ook dat is een bijbelcitaat uit Deuteronomium, nu slaat het op het moment dat het water op is en het volk dreigt te verdorsten. Ze vragen zich af: “Is God in ons midden of niet?” Mozes heft dan zijn staf op en slaat water uit de rots. Het water is het teken dat God met ons is.
De derde verzoening vraagt om te knielen voor al het kwaad in de wereld en zo alle macht in handen te nemen. De reactie van Jezus is dat je alleen de Here God zult aanbidden en hem dienen. Weer wijst het boek Deuteronomium op een woestijnverhaal, nu dat van het gouden kalf, dat mensen hun eigen god maken. Ze vergissen zich in wie de werkelijke draagkracht is in het leven. Dat is God, die zich aan Mozes bekend maakt als ‘genadig’, dat wil zeggen ‘Ik ben er voor jou’, en als ‘barmhartig’, dat wil zeggen ‘met ontferming bewogen om jou’.
‘God doet je leven’, ‘God is met je’, ‘God is met ontferming om jou bewogen’: dat zijn de verhalen waaraan Jezus zich optrekt, verhalen die moed en kracht geven. Wie trekt er met je mee: God, een hand, een woord, een verhaal: het is allemaal waar. Je mag hopen dat de mensen op de pleinen van Tunesië en Egypte en Libië daar iets van merken: dat God met hen is in hun roep om leven.
Verhalen zijn zo wezenlijk. Afgelopen woensdag heb ik mw de Bruijn begraven. 102 jaar werd zij, wat een lang leven, wat heeft ze veel meegemaakt, twee wereldoorlogen, de crisistijd, de tomeloze welvaart van de latere jaren. Anderhalve week geleden heb ik haar de zegen gegeven. Ze lag op haar sterfbed, broos en klein. Ik legde mijn hand op haar hoofd en sprak de woorden ‘De Heer zegenen u en behoede u, de Heer doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig, de Heer zij bezorgd over u en geven u vrede’. Het deed haar wondergoed. Woorden het die iedere zondag klinken, woorden die meer dan 3000 jaar oud zijn. Ze begeleiden ons in ons leven, ze geven ons kracht en moed om te leven, om er te zijn. Woorden zijn het die je het besef geven dat je er niet alleen bent.
U gaat toch met ons mee?! Ja natuurlijk, Ik laat jullie toch niet alleen!
Amen.