Mens, kom tevoorschijn!
Preek over: Marcus 1:21-28
Paaskerk Baarn, 29 januari 2012
Ds. M.M. Kool-Mout

Misschien heeft u het wel gezien, begin van deze maand pakte Antoine Bodar na 20 jaar zijn programma ‘Eeuwig gaat voor Ogenblick’ weer op. In de eerste aflevering ging hij in gesprek met Paul Witteman. Het was een bijzonder interview waarin de man die altijd anderen bevraagt, nu eens alle tijd en ruimte kreeg om iets van zichzelf te laten zien. En dat deed hij, openhartig en eerlijk. Hij vertelde over zijn jeugd. Hoe hij als jongen altijd in het katholieke kerkkoor had gezongen en zo veel had meegekregen van de christelijke traditie, hoe hij was gaan houden van de beelden, de taal, de muziek en de rituelen in de kerk. Witteman noemt zichzelf cultuurkatholiek,  de Mattheus Passion raakt hem recht in zijn hart. Maar zo zei hij stellig, ik geloof niet meer in de God van de bijbel, daar heb ik afscheid van genomen.  Hoe is dat zo gekomen, vraagt Antoine Bodar,  dat u niet meer gelooft in God? Zoals dat bij veel mensen is gegaan, vertelde Witteman, is het begonnen met afzetten tegen zijn vrome ouders. In de puberteit. Daar kwamen toen hij ouder werd, inzichten bij die te maken hadden met oorlog en vrede, met wat mensen elkaar allemaal aandoen. Maar vooral persoonlijke ervaringen, met de dood, met lijden maakte dat hij op een gegeven moment afscheid nam van dede idee dat er een God zou zijn die met ons bestaan van doen heeft. Bodar vroeg hier nog wat over door. En Witteman vertelde verder. Twee van zijn broers stierven jong. Hun dood maar ook het zware lijden van een goede vriend, die zo depressief was dat hij hem naar een gesticht moest brengen en hem achter moest laten temidden van allemaal echt krankzinnigen, maakte dat hij ging nadenken. Waarom is dit nu nodig? ‘Ik kon er geen betekenis aan geven’, vertelt Witteman. Er is geen diepere betekenis, waarom de een wel oud wordt en gelukkig en de ander niet. Dat maakte dat hij brak met de gedachte dat er een God zou zijn...die iets van doen heeft met het bestaan van mensen. Maar, je toevertrouwen aan God, zou het niet ook een troost kunnen zijn, reageert Bodar, dat God dit lijden op een of andere manier goed maakt, misschien niet op aarde, maar dan wel in de hemel? Dan kun je getroost verder. ‘Nee’, zegt Witteman, ‘zo geloven dat lijkt te veel op een verzekeringspolis, daar moet ik moet echt afstand nemen.’  Het was een bijzonder openhartig gesprek wat mij raakte. En ik dacht bij mezelf, deze Paul Witteman, hij is natuurlijk niet de enige, die  zich al denkend, losmaakt van de kerk, van het geloof, de god van zijn jeugd. hij is niet de enige die afscheid moet nemen van dat vastomlijnde beeld van God wat hij van vroeger had meegekregen. Dat Godsbeeld van degene die er voor zorg dat alles goed gaat, het beeld waar wel meer mensen mee groot zijn gebracht en wat maakt dat je op een gegeven moment in je leven vastloopt, want daar mee rijmt het leven niet... Want er is lijden, dood en verdriet. Dat is een gegeven dat hoort bij het leven. Het is een beeld dat mensen gaandeweg hun leven aardig in de weg kan gaan zitten. Het kan je verhouding tot de Eeuwige op allerlei momenten, tot een verwarrende of benauwde zoektocht maken. Maar ik dacht ook, wat jammer, dat er voor dit beeld niets anders in de plaats is gekomen. De Schrift spreekt immers is zoveel andere beelden over God. Ze zíjn er wel, mensen die zich aan dat beeld van een God die alles goed maakt, kunnen toevertrouwen, zoals Bodar. En dat is mooi, wanneer dat je genoeg is. Maar voor al die mensen, die het zoals Witteman niet kunnen rijmen met alles wat er níet goed is in onze wereld. Voor hen zou er ruimte moeten worden gemaakt,  voor een ander beeld, een minder vastomlijnd beeld misschien.  Marcus biedt zo’n alternatief. Je zou van hem kunnen zeggen dat hij het heldere, vastomlijnde Godsbeeld van ‘degene die alles goedmaakt’ in zijn evangelie in handen neemt, en er voorzichtig aan boetseert, tot er omtrekken zichtbaar worden van een veel minder grijpbaar beeld. En dat doet hij door zijn manier van vertellen over Jezus. Vanaf het begin van zijn openbare optreden, brengt hij bij mensen iets teweeg dat ze nog niet eerder hadden meegemaakt. Hij praat niet over God, maar in hem herkennen de mensen iets van  God zelf, zegt Marcus. Gods Geest is in hem,  en dat maakt dat ze in zijn nabijheid opengaan voor een ander licht op hun leven. Dat ze worden bevrijdt, genezen, dat ze opstaan en leven gaan. Begeesterd raken! Door de manier waarop hij de bijbel uitlegt, en de manier waarop hij met mensen omgaat. Hij heeft gezag, zeggen zij. En dat zal er mee te maken hebben, dat het samenvalt, wat hij zegt en wat hij doet, dat is een. Alles lijkt nieuw te worden, door zijn aanwezigheid. Natuurlijk willen zij hem dan bij zich houden. Zo’n grote goedmaker, die wil je niet kwijt. Maar zodra Jezus het gevoel krijgt, dat ze hem zo zien, vertelt Marcus dat hij weggaat. Meteen, terstond, Marcus houdt de vaart er in. God gaat voorbij. Je kunt hem niet zien...maar in het voorbijgaan, soms even licht er iets op wat ons van de Eeuwige doet spreken. Dat maakt Marcus duidelijk in wat hij van Jezus laat zien. En daarbij komt ook nog dit: hij laat de mensen zwijgen...wie door Jezus is bevrijd of weer op de been geholpen, moet daar niet te veel woorden aan vuil maken...ga en leef zegt Jezus liever....en doe als ik...Leef van de Geest die ik je geef. Het is blijkbaar niet de bedoeling dat de mensen Jezus zien als de grote goedmaker de grote wonderdoener. En het is niet de bedoeling dat ze door hem zo naar de Eeuwige gaan kijken. Maar hoe dan wel? Een antwoord op deze vraag ligt besloten in de ontmoeting van Jezus met de man die bezeten was door een onreine geest. Dit speelt zich af op de sabbat, de dag waarop de mens ruimte krijgt om even afstand te nemen van de dagelijkse bezigheden en alles wat je vult. De dag om je opnieuw te oriënteren op de wijsheid die in de bijbel te vinden is. Open te gaan voor de ontmoeting met God.  Een dag om te vieren dat je bedoeld bent om een vrij mens te zijn. De Torah en Profeten zijn gelezen zijn, Marcus vertelt dit niet voor  niets zo aan het begin van het verhaal, dat het sabbat is, dat de schriften geopend zijn, dat Jezus deze heeft uitgelegd, De mensen er door zijn geraakt. Tot in hun ziel. Met zoveel warmte hebben ze nog niet eerder over de Eeuwige horen spreken, ze drinken zijn woorden in, en voelen: dit hier, dit gaat over mij...dit gaat over ons! Nee, dat vertelt Marcus niet voor niets: Hij wil daarmee zeggen dat de bodem onder zijn verhaal, wat volgt, over die bezeten man, wordt gevormd door het gesprek, tussen God en mens. Als er straks iets zal gebeuren wat wij een wonder zijn gaan noemen, dan komt dat door deze ontmoeting, de stille omgang van God en een mens die dagelijks, maar zeker op de sabbat beoefend wordt. Meteen na zijn onderricht is er dan die geesteszieke mens, zo vertelt Marcus. Eigenlijk staat er: een mens in een onreine geest. Hij is niet zichzelf, hij is in de ban van  vreemde machten en krachten. Een innerlijk verscheurd mens is hij... Dat hoor je ook aan hoe hij praat de ene keer zegt hij ‘ik’ dan weer ‘wij’. vervreemd van zichzelf, bewoond en bepaald door machten die niet heel maken, maar verwarring zaaien...die maken dat een mens niet zelf leven kan, maar geleefd wordt.  Het gaat om een mens, die diep lijdt aan zichzelf, die niet vrij is ook niet op sabbat want die boze geesten achtervolgen hem overal en altijd. En dat verdraagt Jezus niet want wie bezet wordt door een onreine geest, raakt het spoor bijster, dan raak je gedesoriënteerd, dan kom je er niet aan toe te leven zoals je bent bedoeld: om lief te hebben, God, je naaste als jezelf. Boze geesten beklemmen, bestrijden dat, die stille omgang tussen God en een mens. Daarom spreekt Jezus de onreine geest bestraffend toe. Hij roept: Zwijg en ga uit van hem. Kom tevoorschijn mens, laat je zien! En de onreine geest neemt onder luid geschreeuw de benen. Jezus geeft deze mens terug aan zichzelf. Alsof hij opnieuw wordt geboren. Jezus zet de man in zijn eigen kracht, zodat hij niet langer wordt geleefd, maar zelf leven kan. Het verhaal wekt de indruk dat het zo van het ene op het andere moment gebeurt...maar dit kleine bericht van Marcus, wat hier in een paar regels wordt beschreven, dat moet wel de neerslag zijn van een lang genezingsproces. Een mens die wordt bezet door boze geesten: of het nu stemmen van buiten of van binnen zijn, die zeggen dat jij niet deugd, of die zeggen dat je niemand kunt vertrouwen, onreine geesten die maken dat je vol argwaan bent, schuw of onzeker over jouw plaats temiddenvan anderen, wie die boze geesten in zichzelf herkent, weet hoe lang het kan duren, daar van los te komen en hoeveel moed het vraagt om dat wat je in de greep heeft, los te laten. Jezus, ons venster op God zet, laat merken: het is mogelijk dat je er van wordt bevrijd. En ook, het is mogelijk dat jij anderen daar van bevrijdt. Ga en doe als ik! Wordt maar wie je bent, een kostbaar mens, beelddrager van God. En zo licht er in het evangelie van Marcus een heel ander godsbeeld op dan dat waarvan Paul Witteman afscheid heeft moeten nemen. Het beeld van een God die niet zonder mensen kan, het beeld van een Gd die mensen zijn geest schenkt, en hen bekrachtigt om te leven. De Geest die je herkent in wie vriendelijk, zachtmoedig, liefdevol en met vreugde door het leven gaan. Die geest die je de kracht geeft, om goed te maken, wat je goed kunt maken,

die je bevrijdt van wat je bezet, Die Geest die soms zo mar oplicht in een verlossend woord wat jij een ander aanreikt, of wat een ander tot jou spreekt.

Die Geest die je laat voelen: jij bent een kostbaar mens, een venster op God.

Dat het zo mag zijn.