De Zegen van God in het nieuwe jaar
Preek over  Nummeri 6: 22 - 27 en Matteüs 28: 16 - 20
Paaskerk Baarn, 1 januari 2012
Ds. C. Kruijswijk Jansen

 

Als Abel Herzberg oud is geworden schrijft hij brieven aan zijn kleinzoon. Dan vertelt hij over zijn grootvader toen hijzelf een kleine jongen was, over de zegen die hij kreeg, met de woorden die ik sinds ik dat las, gebruik (ipv ‘de Heer verheffe zijn aangezicht over u’ ‘de Heer zij bezorgd over u’). Ik lees de passage voor: 

“De laatste keer, dat ik met mijn vader en moeder bij mijn grootvader was, moest ik dicht bij zijn bed komen staan. De oude man legde zijn handen op mijn hoofd en heeft mij gezegend.

“De Heer zegene je en behoede je, Hij late zijn aangezicht over je schijnen en zij je genadig, Hij zij bezorgd om je en geve je vrede.”

Ik ben nu zo oud als mijn grootvader toen geweest is, misschien zelfs wat ouder.. Maar ik kan niet aan hem denken, of ik heb het gevoel, dat ik het kind gebleven ben van toen. Nóg liggen zijn handen op mijn hoofd.

Mijn grootvader is er altijd geweest, toen ik trouwde, toen de kinderen geboren werden, toen vader en moeder stierven, toen de kinderen kinderen kregen en ook toen jij geboren bent. Hij is met mij de Duitse kampen ingegaan en heeft mij behoed. En Hij is er nu, terwijl ik dit schrijf. Ik heb niet opgehouden een kind te zijn en hij heeft niet opgehouden te zegenen”.

Het is een mooie Joodse traditie om de zegen mee te geven als je oip kamers gaat wonen, of een lange reis gaat maken, of een moeilijk examen moet doen, of op je sterfbed. De angst kan je immers bekruipen dat je het alleen moet doen, of aan je lot wordt overgelaten. En dan klinken die woorden van de zegen van Aäron. Je gaat niet alleen, wees niet bang, er gaat Een met je mee, je gaat met God.

Het zijn heel oude woorden die dan klinken. Wat betekenen ze eigenlijk?

De Heer zegene je: Zegenen heeft iets van delen van kracht. Je legt iemand de handen op, dan vloeit er kracht over van de een in de ander, gesterkt ga je verder.

En behoede je: zoals gezegd wordt in psalm 23, de Heer over je waakt, met je gaat, je niet uit het oog verliest. Er waakt iemand over je.

De Heer doe zijn aangezicht over je lichten: dat heeft te maken met nabij zijn, nabij God zijn. Twee keer wordt in e bijbel vertelt dat iemand zo dichtbij God is, dat je het zien kunt aan het gloeien van het gelaat. Van Mozes wordt het verteld, dat hij terugkeert van de berg, met een zo gloeiend gezicht dat de omstanders doeken voor hun ogen moeten doen omdat ze sterretjes gaan zien. En van Jezus wordt het verteld, bij de verheerlijking op de berg. Met een lichtend gelaat komt hij naar beneden. Zo dichtbij dat iets van God op je afstraalt, dat gebeurt als God zijn aangezicht over je doet lichen.

En zij u genadig: w2at tot Maria werd gezegd: Genade zij u, dat betekent: Ik verheug me over je, het is een plezier om je te ontmoeten! Je mag er zijn, met alles wat je hebt, met alles wat je bent.

De Heer verheffe zijn aangezicht over je: dat heeft ook te maken met nabijheid, in de zin van: niet uit het oog verliezen, zoals je terugvindt in psalm 139, waar de nabijheid in woorden van kennen wordt gezegd: Heer die mij ziet zoals ik ben, dieper dan ik mij zelf ook ik ken kent Gij mij. Iets verderop in deze psalm blijkt de nibijheid in het vastgrijpen. Waar je ook gaat, naar het uiteinde van de wereld, naar de diepste diepte, naar de hoogste hoogte, ja waar niet, dáár zal de hand van God je vasthouden. Het aangezicht over je verheffen heeft iets van zorgen voor, niet bezorgd omdat je het niet redden zult, maar zorgen in de zin van verantwoordelijk weten, zeg maar het weten van een zorgplicht: we zijn voor elkaar verantwoordelijk. Zo voelt God zich verantwoordelijk voor ons, bezorgd met de woorden van Abel Herzberg.

En geve je vrede: dat je mag thuiskomen bij jezelf, dat je rust mag vinden en geborgenheid.

De zegen is een van de mooiste woorden in de bijbel. Toen collega Aart van Lunteren nog predikant was in het Witte Kerkje aan de Kampstraat, zei eens iemand tegen hem: “Je preek is natuurlijk belangrijk, maar je vindt het toch niet erg, hoop ik, maar eigenlijk kom ik ’s zondags naar de kerk … voor de zegen!” Het doet me ook denken aan die oude zendingsarts in Indonesië, die altijd te laat in de kerk kwam. “Je bent te laat”, zeiden dan tegen hem. “Nee, zei hij als hij onder het slotlied binnenschoof, ik ben nog net op tijd voor de zegen, daar heb ik genoeg aan”.

Je kunt je op de eerste dag van het nieuwe jaar afvragen hoe het allemaal zal gaan. Zullen we het redden? Er zijn dingen waar we naar uitzien en dingen waar we tegenop zien. In het slot van het Matteüsevangelie vind je dat verwoord. Jezus neemt afscheid van zijn leerlingen. Zullen zij het redden zonder hem? De een is verheugd. Over Jezus, denk ik, over deze mens die zo om jou bewogen is, die je aan kan kijken met ontferming, zodat je voelt dat hij om je geeft. Je kunt er weer tegen. De ander is vol twijfel. Zul je wel gerespecteerd blijven? Zullen anderen jou wel in je waarde laten? Zul je het redden?

In die dubbelheid zegt Jezus: “Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.” Ga maar, ik ga met je mee, het is als de oude zegen van Aäron, dat er iemand is die om je is bewogen, die met je meegaat. Het is als de invulling van de Godsnaam, JHWH, Ik ben die Ik ben, Ik ben er altijd, waar je ook gaat.

Ik ben er altijd: weet dat al;s je het niet meer ziet zitten, weet dat als je het niet meer alleen kunt, weet dat als het je onmogelijk wordt gemaakt. De wereld kan zo wreed zijn. Vandaag klinkt het als een gebed: Laat het waar zijn dat je gelaat zo gloeiend is van de nabijheid van God, laat het waar zijn dat je de bezorgdheid van God om jou voelt, zijn aandacht dat Hij je niet uit het oog wil verliezen.

De zegen van Aäron heet de priesterzegen. In de Joodse traditie mag alleen de priester die uitspreken. Ik bedoel niet de functionaris in de tempel, maar ieder die Cohen heet, afstammeling van de priesterfamilie. Je kunt kolenboer zijn, als je Cohen heet, mag je de zegen uitspreken. In onze traditie is dat toebedacht aan de dominee. Ik denk eerlijk gezegd, dat het aan ons allemaal is toegedacht om elkaar tot zegen te zijn. Ik stel voor dat we dit nieuwe jaar beginnen om elkaar de zegen van God te geven. Laten we zo gaan staan en elkaar vrijmoedig aankijken, en laten we met respect voor elkaars integriteit elkaar aanraken en dan iets moois tegen elkaar zeggen, iets van een zegen. Als u geen woorden weet iets in de trant van “De zegen van God voor jou, voor u in dit nieuwe jaar”. En laten we dan blijven staan en samen zingen”Heer onze Heer, hoe zijt gij aanwezig en hoe onzegbaar ons nabij”.

 
Amen.